In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Ontdek de klimaatzones van de wereld!
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de verschillende klimaatzones van de wereld benoemen en beschrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Leg het leerdoel uit aan de leerlingen.
Wat weet jij al over de verschillende klimaatzones op aarde?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn klimaatzones?
Klimaatzones zijn gebieden op aarde die dezelfde klimatologische omstandigheden hebben, zoals temperatuur, neerslag en wind.
Slide 4 - Tekstslide
Vraag aan de leerlingen of zij weten wat klimaatzones zijn.
Welke klimaatzones zijn er?
Er zijn vijf klimaatzones: tropisch, subtropisch, gematigd, droog en pool.
Slide 5 - Tekstslide
Noem de vijf klimaatzones en vraag aan de leerlingen of zij deze kunnen opnoemen.
Tropisch klimaat
Het tropisch klimaat komt voor rond de evenaar. De temperaturen zijn hoog en er valt veel neerslag.
Slide 6 - Tekstslide
Laat foto's zien van gebieden met een tropisch klimaat.
Subtropisch klimaat
Het subtropisch klimaat komt voor in de overgangsgebieden tussen de tropen en de gematigde zone. De temperaturen zijn hoog in de zomer en mild in de winter. Er valt weinig neerslag.
Slide 7 - Tekstslide
Laat foto's zien van gebieden met een subtropisch klimaat.
Gematigd klimaat
Het gematigd klimaat komt voor in de gematigde zone. De temperaturen zijn mild en er valt het hele jaar door neerslag.
Slide 8 - Tekstslide
Laat foto's zien van gebieden met een gematigd klimaat.
Droog klimaat
Het droog klimaat komt voor in gebieden waar weinig neerslag valt. De temperaturen kunnen sterk variëren.
Slide 9 - Tekstslide
Laat foto's zien van gebieden met een droog klimaat.
Poolklimaat
Het poolklimaat komt voor rond de polen. De temperaturen zijn er altijd erg laag en er valt weinig neerslag.
Slide 10 - Tekstslide
Laat foto's zien van gebieden met een poolklimaat.
Kenmerken van klimaatzones
Elke klimaatzone heeft zijn eigen kenmerken, zoals de temperatuur, neerslag en vegetatie.
Slide 11 - Tekstslide
Leg uit dat elke klimaatzone zijn eigen kenmerken heeft.
Vegetatie
De vegetatie in een gebied wordt beïnvloed door het klimaat. In droge gebieden groeien cactussen en in tropische gebieden vind je veel palmbomen.
Slide 12 - Tekstslide
Laat foto's zien van verschillende soorten vegetatie in verschillende klimaatzones.
Klimaatzones in Nederland
In Nederland hebben we een gematigd zeeklimaat. De temperaturen zijn er mild en er valt het hele jaar door neerslag. In de zomer is het er warmer dan in de winter.
Slide 13 - Tekstslide
Leg uit welk klimaat we in Nederland hebben.
Opdracht: Klimaatzones op de wereldkaart
Laat de leerlingen een wereldkaart zien en markeer de verschillende klimaatzones. Bespreek de kenmerken van elke klimaatzone.
Slide 14 - Tekstslide
Laat de leerlingen in groepjes werken en geef ze een wereldkaart. Bespreek de opdracht en deel eventueel werkbladen uit.
Quiz: Klimaatzones
Laat de leerlingen een quiz maken over de klimaatzones. Geef punten voor goede antwoorden.
Slide 15 - Tekstslide
Maak een quiz met meerkeuzevragen. Bespreek de antwoorden na afloop.
Verschillende klimaatzones
Nu weet je alles over de verschillende klimaatzones op aarde!
Slide 16 - Tekstslide
Vat de les samen en stel eventueel nog vragen ter controle van de leerstof.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 17 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 18 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 19 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.