Word bank trede 3
1 / 20
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vul het woord in:
I like to (____) books.
I like to (____) books.
A
learn
B
read
C
talk
D
run
Slide 2 - Quizvraag
Vul het woord in:
I have a test next week, I need to (____)
I have a test next week, I need to (____)
A
work
B
wear
C
study
D
watch
Slide 3 - Quizvraag
He (________) a grey jumper and blue jeans.
A
is looking
B
is watching
C
is relaxing
D
is wearing
Slide 4 - Quizvraag
You wear a (____) if you go swimming.
A
coat
B
bathing suit
C
shirt
D
skirt
Slide 5 - Quizvraag
kledingstuk dat meestal door vrouwen wordt gedragen dat om het middel sluit en over de benen valt.
A
skirt
B
trousers
C
jumper
D
shorts
Slide 6 - Quizvraag
gebreid kledingstuk met mouwen voor het bovenlichaam
A
shorts
B
jacket
C
dress
D
jumper
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het Engelse woord voor:
ketting
ketting
Slide 8 - Open vraag
Wat is het Engelse woord voor:
riem
riem
Slide 9 - Open vraag
Vertaal het woord:
These trousers are really (goedkoop)
These trousers are really (goedkoop)
Slide 10 - Open vraag
Wat is het tegenovergestelde van:
cheap
cheap
Slide 11 - Open vraag
loose
ugly
low
light
dark
high
tight
beautiful
Slide 12 - Sleepvraag
That dress is really (kort)
Slide 13 - Open vraag
He's wearing a (gestreept) t-shirt
Slide 14 - Open vraag
Schrijf het getal voluit in het Engels:
3
3
Slide 15 - Open vraag
Schrijf het getal voluit in het Engels:
25
25
Slide 16 - Open vraag
Schrijf het getal voluit in het Engels:
13
13
Slide 17 - Open vraag
Schrijf het getal voluit in het Engels:
100
100
Slide 18 - Open vraag
Schrijf het getal voluit in het Engels:
46
46
Slide 19 - Open vraag
Schrijf het getal voluit in het Engels:
89
89
