SCHRIJVEN 2 (3F) / informatieve teksten

SCHRIJVEN 2

Informatieve teksten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

SCHRIJVEN 2

Informatieve teksten

Slide 1 - Tekstslide



De uitleg in deze Lessonup hoort bij:

Schrijven
2.1 informatieve teksten

Slide 2 - Tekstslide

Wat leer je vandaag?
  • Je leert hoe je informatieve teksten op een duidelijke en aantrekkelijke manier schrijft;
  • Je leert hoe je informatieve teksten indeelt.
  • Je leert welke informatieve teksten er zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Informatieve teksten
Wat is een informatieve tekst:
  • uitleggen, beschrijven of verduidelijken
  • vooral feiten
  • objectief en zonder eigen mening

Hoe schrijf je een informatieve tekst:
  • gebruik een schrijfplan bij langere teksten
  • Je verbindt zinnen en alinea's met signaalwoorden (volgende dia)

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden van informatieve teksten:

  • Nieuwsberichten
  • Voorlichtingsfolders
  • Interviews
  • Beschouwingen
  • Studieteksten

Slide 5 - Tekstslide

Vaste structuur informatieve teksten
  • inleiding - aanleiding/introductie        
                          (1 alinea)
  • middenstuk - deelonderwerpen
                         (ongeveer 3 alinea's)
  • slot - conclusie/samenvatting
       /vooruitblik                 (1 alinea)


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Inleiding
introduceer het onderwerp
trek de aandacht door:
  • aanleiding te noemen;
  • duidelijk te maken waarom het 
        voor de lezer belangrijk is;
  • anekdote te vertellen;
  • één of meer passende voorbeelden te noemen;
  • één of meer vragen te stellen.



Slide 8 - Tekstslide

Middenstuk
  • deelonderwerpen
  • per alinea een deelonderwerp
     (tenzij de alinea te lang wordt)
  • zorg voor goede opbouw
  • gebruik bijvoorbeeld:
  1. tussenkopje om een nieuw deelonderwerp aan te kondigen
  2. signaalwoord in de eerste zin van een alinea
  3. signaalzin als eerste zin van een alinea




Slide 9 - Tekstslide

Slot
meestal:
  • korte samenvatting
  • toekomstverwachting
  • advies
  • conclusie

Zorg ervoor dat de lezer de opbouw van je verhaal goed kan volgen.





Slide 10 - Tekstslide

Informatieve tekst
A
De schrijver geeft feiten en meningen
B
De schrijver wil dat de lezer leert van zijn tekst.
C
De schrijver wil de lezer overtuigen
D
De schrijver geeft zijn mening

Slide 11 - Quizvraag

Wat hoort niet in een informatieve tekst?
A
Feiten
B
Mening

Slide 12 - Quizvraag

Een reclamefolder is een informatieve tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Een informatieve tekst...
A
... probeert je ergens van te overtuigen.
B
... probeert je aan het lachen te maken.
C
... probeert je alleen informatie te geven.
D
... probeert je ergens toe over te halen.

Slide 14 - Quizvraag

Wat voor informatieve tekst is dit?
A
Een nieuwsbericht
B
Een achtergrondartikel
C
Een voorlichtingsfolder
D
Een interview

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor informatieve tekst is dit?
A
Een nieuwsbericht
B
Een beschouwing
C
Een voorlichtingsfolder
D
Een interview

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen informatieve tekst?
A
Een folder van de Nederlandse Depressievereniging.
B
Een artikel over de eenzame strijd van mannen met een depressie .
C
Een uitnodiging voor een lezing over een nieuw medicijn bij de behandeling van depressies.
D
Een nieuwsbericht over de toename van het aantal patiënten met een winterdepressie.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN tekstvorm van een informatieve tekst?
A
interviewverslag
B
handleiding
C
filmrecensie
D
leertekst in een schoolboek

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Check voor jezelf:
  • Je weet hoe je informatieve teksten op een duidelijke en aantrekkelijke manier schrijft;
  • Je weet hoe je informatieve teksten indeelt;
  • Je weet welke informatieve teksten er zijn.

Slide 21 - Tekstslide

NU Nederlands 3e editie:

  • Opdrachten in NU Nederlands:

SCHRIJVEN / paragraaf 2.1:
Opdracht 1 t/m 3







Slide 22 - Tekstslide