In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
7.1 Voor en na het omslagpunt
Hoofdstuk 7 vergelijkingen oplossen
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we
doen vandaag?
Voorkennis
Uitleg
Oefenen
Aan het werk
Vragen en afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert hoe je het omslagpunt kunt gebruiken om grafieken voor en na het omslagpunt te vergelijken.
Je leert wat de betekenis van het omslagpunt is.
Leerdoelen
Slide 3 - Tekstslide
5x + 10 = 260 Hoeveel is x?
Slide 4 - Open vraag
6a + 15 = 105 Hoeveel is a?
Slide 5 - Open vraag
Omslagpunt betekent de uitkomsten van de formule bij die waarde gelijk zijn.
Slide 6 - Tekstslide
De formules horen bij inkomsten van Amy en Lara. Amy: b=5+3,75t Lara: b=11+2,25t Hierin is b het bedrag in euro’s en t het aantal uur.
Wie verdient er na het omslagpunt het meest?
Je kunt het omslagpunt aflezen of berekenen. Hier ligt het omslagpunt bij (4,20).
Na het omslagpunt ligt de grafiek van Amy boven de grafiek van Lara. Dat betekent dat Amy na het omslagpunt meer verdient dan Lara.
Slide 7 - Tekstslide
Een schaatsbaan heeft 2 tarieven voor de lessen. Zonder abonnement: k=8,25a Met abonnement: k=36+4,25a. Hierin is k de kosten in euro’s en a het aantal lessen. Wanneer ben je even duur uit met een abonnement als zonder abonnement?
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Twee dezelfde kinderbadjes worden bijgevuld. Hierbij horen de volgende formules. Badje 1 : inhoud=10,5t+135 Badje 2 : inhoud=150+9t Hierin is inhoud in liters en t de tijd in minuten. Welk badje is bij het begin het meest gevuld?
A
badje 1
B
badje 2
Slide 10 - Quizvraag
Badje 1 : inhoud=10,5t+135 Badje 2 : inhoud=150+9t Hierin is inhoud in liters en t de tijd in minuten. Bereken de eerste coördinaat van het omslagpunt door de vergelijking op te lossen. 10,5t+135=150+9t
Slide 11 - Open vraag
Badje 1 : inhoud=10,5t+135 Badje 2 : inhoud=150+9t omslagpunt is bij t= 10 Bereken nu het tweede coördinaat.
Slide 12 - Open vraag
Welk coördinaat hoort nu bij het omslagpunt? t = 10 en inhoud = 240
A
(10,10)
B
(10,240)
C
(240,10)
D
(240,10,10)
Slide 13 - Quizvraag
timer
10:00
Aan het werk
De eerste 10 min. ga je in stilte aan het werk!
Daarna mag er zachtjes worden overlegd.
Bladzijde 10, 11 en 12
Opdracht 1 tot en met 7
Klaar?: Laten zien en Nakijken
Slide 14 - Tekstslide
Hoe je het omslagpunt kunt gebruiken om grafieken voor en na het omslagpunt te vergelijken.