In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
timer
1:30000
Thema 3 Erfelijkheid
Slide 1 - Woordweb
Basisstof 1: Genotype en fenotype
Slide 2 - Tekstslide
Het genotype wordt bepaald bij de bevruchting
Slide 3 - Tekstslide
genotype
Alle erfelijke eigenschappen die je hebt gekregen van je ouders
Het genotype staat vast op het moment van bevruchting.
Jouw genotype kun je doorgeven aan je kinderen.
Slide 4 - Tekstslide
fenotype
-Je fenotype komt tot stand door je genotype en de invloeden vanuit het milieu.
Slide 5 - Tekstslide
fenotype
-Het fenotype is het uiterlijk van een organisme
-Veel van die uiterlijke kenmerken heb je geërfd van je ouders,
maar je kunt je fenotype ook zelf aanpassen.
-Deze aanpassingen kun je niet doorgeven aan je nakomelingen.
Slide 6 - Tekstslide
Je uiterlijk
Genotype + Fenotype
Slide 7 - Tekstslide
Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel
fenotype niet
B
genotype niet
fenotype wel
C
genotype niet
fenotype niet
D
genotype wel
fenotype wel
Slide 8 - Quizvraag
Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu
Slide 9 - Quizvraag
Chromosomen
Binnen in de cel ligt de celkern. In de celkern liggen de chromosomen.
Mensen hebben 46 chromosomen.
Slide 10 - Tekstslide
man/vrouw
• 46 chromosomen • 22 paar chromosomen even lang • 23e paar chromosomen zijn niet even lang(geslachtschromosomen) • grote chromosoom X • kleine chromosoom Y • XX= meisje • XY= Jongen
Slide 11 - Tekstslide
Geslachtelijke voortplanting
Zaadcellen (22 chromosomen waarvan 1 X of Y chromosoom)