Hoofdstuk 13

week 38 les 1
inleiding hoofdstuk 13 de werkelijjkheid is ander


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

week 38 les 1
inleiding hoofdstuk 13 de werkelijjkheid is ander


Slide 1 - Tekstslide

Individuele goederen zijn rivaliserend en exclusief (prijsmechanisme)
Collectieve goederen zijn dit niet (budgetmechanisme) 

Slide 2 - Tekstslide

verschillende goederen
Bij collectieve goederen is het onmogelijk vragers uit te sluiten van het gebruik van het goed. Denk aan de politie. Bij individuele goederen is uitsluiten wel mogelijk.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Bij collectieve goederen rivaliseert de vraag van de een niet met de vraag van de anderen. Het gebruik van het goed door de ene consument gaat niet ten koste van een andere consument. Bij individuele goederen is dat wel het geval. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdstuk 13 - De overheid grijpt in
Waarom bemoeit de overheids zich soms met de prijs op een markt?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Ingrijpen in de markt
  • ingrijpen bij collectieve goederen
  • regulering  
  • Mededingingswet. Kartelvorming en prijsafspraken zijn per wet verboden. 
  • Minimumprijzen ter bescherming van producenten. 
  • Maximumprijzen ter bescherming van consumenten. 
  • ............

Slide 8 - Tekstslide

Minimumprijs
De EU heeft in het verleden, voor een aantal landbouwproducten een minimum- of garantieprijs ingesteld. 
De EU garandeert een bepaalde minimumprijs voor producten. 

Slide 9 - Tekstslide

Een minimumprijs ligt 
..............................
de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter
dan de vraag, 

zodat er een 
.........................overschot 
ontstaat.  
Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 10 - Tekstslide

Een minimumprijs ligt 
boven de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter
dan de vraag, 
zodat er een aanbodoverschot 
ontstaat.  

Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Op een markt met volkomen concurrentie geldt het volgende marktmodel:
qv = -p + 500
qa = 2p - 250

Slide 12 - Tekstslide

Er wordt een prijs van 300 ingesteld.
Er ontstaat een aanbodoverschot:
qa = .............................
......................................
qv = .............................
......................................
De overheid koopt het 
overschot op. Dit kost:
............................................
............................................


Slide 13 - Tekstslide

Er wordt een prijs van 300 ingesteld.
Er ontstaat een aanbodoverschot:
qa = 2 x 300 – 250 = 350
qv = - 300 + 500 = 200

De overheid koopt het 
overschot op.
Dit kost:
150 x 300 = € 45.000


Slide 14 - Tekstslide

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs ..................................... de evenwichtsprijs en ontstaat er een .......................................
.................................. .

Slide 15 - Tekstslide

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs onder de evenwichtsprijs en ontstaat er een vraagoverschot / aanbodtekort.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat de markt voor brood als volgt kan worden weergegeven:
qa = 80p - 40
qv = -40p + 200
(q in duizenden broden 
en p in euro’s per brood)

Slide 17 - Tekstslide

Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 
Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 
Het aanbodtekort:
qv = ...................................
...........................................
qa = ...................................
...........................................
qa - qv = ............................
...........................................

Slide 18 - Tekstslide

Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 

Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 

Het aanbodtekort kun je 
als volgt berekenen:
qv = -40 x 1,50 + 200 = 140
qa = 80 x 1,5 – 40 = 80
140 – 80 = 60 (x 1.000)
60.000 is het aanbodtekort 

Slide 19 - Tekstslide

huiswerk
huiswerkopgave 6/7

Slide 20 - Tekstslide

week 38 les 2
paragraaf 13.3 
indirecte belastingen en subsidies.
Voor SE van hoofdstuk 13 alleen paragraaf 13.1 t/m 13.3
(4 en 5 dus niet nodig)

Slide 21 - Tekstslide

allocatie
De verdeling van de productiefactoren over de productiemogelijkheden.
Allocatie = "toekennen, toewijzen". Hoe, waar en door wie worden de productiefactoren ingezet?
Soms is dit inefficiënt en kan er hierdoor sprake zijn van verspilling. Bijvoorbeeld teveel produceren bij minimumprijzen. 

Slide 22 - Tekstslide

belasting
Directe belasting: loon en inkomstenbelasting
Indirecte belasting
  • accijns 
  • Btw (9%, 21% en 0%)

Slide 23 - Tekstslide

heffing en welvaartsverlies
De heffing zorgt voor een verschuiving van de aanbodlijn naar boven. Prijs zal hoger worden. CS en PS worden kleiner. Minder vraag/aanbod.  

Slide 24 - Tekstslide

opgave 6

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

opgave 7 in stapjes

Slide 27 - Tekstslide

aan de slag
Lees paragraaf 14.1 
en leer hoofdstuk 12 
denk aan je taken

Slide 28 - Tekstslide