In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
VERBETERUUR
Derde klas
Slide 1 - Tekstslide
VOORSTELLEN
Wij zijn:
- mijnheer Katif
- mevrouw Van der Reijden
Jullie zijn: .....
Slide 2 - Tekstslide
OPENING
- Waarom ben je hier, wat is jouw persoonlijke doel? En wat is daarvoor nodig?
- Onderwerpen de komende weken
- Start spelling
- Afsluiting
Slide 3 - Tekstslide
Wat is jouw persoonlijke doel en wat heb je daarvoor nodig? Doel:...Nodig:...
Slide 4 - Open vraag
Komende weken
- Spelling (vandaag)
- Werkwoordspelling (14 november)
- Grammatica zinsdelen en formuleren (21 , 28 november en 5 december)
- Leesvaardigheid ( 12 en 19 december)
Slide 5 - Tekstslide
Werkwoordspelling
Vind je dit weleens een beetje lastig? Maak nu aantekeningen en doe mee!
Slide 6 - Tekstslide
Doel van deze les: kennis zinsdelen ophalen
- Ik ken het stappenplan grammatica zinsdelen
- Ik kan het stappenplan grammatica zinsdelen toepassen
Nadruk ligt vandaag op:
- Ik weet wat het naamwoordelijk gezegde is
- Ik weet wat de bijwoordelijke bepaling is
Slide 7 - Tekstslide
Stappenplan zinsdelen
PV (verander de tijd)
Zinsdelen (zet strepen tussen de zinsdelen)
O (Wie of wat doet er iets?)
WG of NG
LV (Wie of wat + wg +o)
MV (aan wie of voor wie + wg + o + lv)
BWB (alle vragen behalve wie of wat (Tip: alle zinsdelen die je nog niet hebt benoemd)
Slide 8 - Tekstslide
Noteer de 9 koppelwerkwoorden
Slide 9 - Open vraag
Nog een belangrijke tip
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!
Zit er een zww in de zin? Dan check je of er een lv is
Zit er een kww in de zin? Dan check je of er een nw deel is.
Slide 10 - Tekstslide
Persoonsvorm
Zinsdelen
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
De zin van tijd veranderen.
Verdeel de zin in zinsdelen. Alles wat voor de PV staat, is één zinsdeel.
Wie of wat doet er iets?
Alle werkwoorden uit de zin. Incl. PV.
Werkwoorden + naamwoordelijk deel.
Aan wie of voor wie + wg + ow + lv?
Alles wat je nog niet hebt benoemd
Wie of wat + wg + o
Slide 11 - Sleepvraag
Ontleed de zin: persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde.
Hij kocht een roodgestreepte helm.
Schrijfwijze antwoord
1. PV=
2. O= 3. WG of NG= Maak zelf de keuze WG of NG aan het begin van het antwoord
Slide 12 - Open vraag
Ontleed de zin: persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde.
De hond is mooi geworden.
Schrijfwijze antwoord
1. PV=
2. O= 3. WG of NG= Maak zelf de keuze WG of NG aan het begin van het antwoord
Slide 13 - Open vraag
Lijdend voorwerp of naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde?
Een auto van de zaak lijkt goedkoop.
A
Lijdend voorwerp
B
Naamwoordelijk deel
Slide 14 - Quizvraag
Lijdend voorwerp of naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde?
Mijn vader heeft een auto van de zaak.
A
Lijdend voorwerp
B
Naamwoordelijk deel
Slide 15 - Quizvraag
Zoek nu ook het meewerkend voorwerp. Je houdt de volgorde van het stappenplan aan, ook bij het geven van antwoord. Begin bij de PV, O, WG/NG, LV en MV.
Wij geven jou morgen antwoord.
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Video
Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Hoe zit het ook alweer?
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als: