Les 4 - 17012025 - EHBO deel 2

WELKOM KLAS 1!
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Burgerschap (wonen)PraktijkonderwijsLeerjaar 1-4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

WELKOM KLAS 1!

Slide 1 - Tekstslide

JdW-klimwijzer

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Startklaar
  • Kauwgom uit.
  • Oordopjes uit. 
  • Jassen uit.
  • Ga op je plek zitten.
  • Telefoon in zakkie in je tas.
  • Tas onder je tafel.

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling vorige les. 
  • Theorie ongeluk of ongeval?
  • Opdracht ongeluk of ongeval?
  • Theorie hulp inschakelen.
  • Opdracht 112 bellen.
  • Herhaling theorie stabiele zijligging.
  • Oefenen stabiele zijligging.
  • Nabespreken oefening stabiele zijligging. 
  • Theorie Rautekgreep
  • Oefenen Rautekgreep
  • Nabespreken oefening Rautekgreep. 
  • Terugblikken les en  lesdoelen.
  • Afsluiting les.

Slide 5 - Tekstslide

Doelen:

  • Na de les kan ik het verschil tussen een ongeluk en ongeval uitleggen. (R)
  • Na de les kan ik een telefonisch gesprek voeren met het noodnummer 112. (T1)
  • Na de les kan ik de stabiele zijligging uitvoeren volgens de opgestelde criteria. (T1)
  • Na de les kan ik de rautekgreep uitvoeren volgens de opgestelde criteria. (T1)


Slide 6 - Tekstslide

Denken Duo Delen
Wat weet je nog van de vorige les?
  • Denken: Denk eerst zelf goed na. Dit doe je in stilte!

  • Duo: Bespreek heel zacht met je buurman/vrouw je antwoord.
  • Delen: Vertel aan de klas wat jullie besproken hebben.
timer
1:00
timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

De vijf stappen van EHBO zijn:
  1. Let op gevaar.
  2. Ga na wat er is gebeurd en wat het slachtoffer mankeert.
  3. Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting.
  4. Zorg voor deskundige hulp.
  5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt.

Slide 8 - Tekstslide

Een ongeluk of ongeval
Het verschil tussen een ongeluk en een ongeval is soms moeilijk te begrijpen, maar hier is een eenvoudige uitleg:

Ongeluk: Dit is iets dat per ongeluk gebeurt. Het is vaak een gebeurtenis waarbij iemand zich pijn doet of iets kapot gaat, maar het is niet bedoeld. Bijvoorbeeld: je struikelt en valt, dat is een ongeluk.

Ongeval: Dit is ook een situatie waar iets misgaat, maar vaak is er meer sprake van een probleem door iets of iemand anders. Bijvoorbeeld: een auto rijdt te hard en rijdt tegen iemand aan, dat is een ongeval.

Kortom:
Ongeluk is meestal iets dat je zelf niet wilde gebeuren.
Ongeval is vaak een gebeurtenis waar meerdere mensen of factoren bij betrokken zijn, zoals een auto-ongeluk.
Beide woorden gaan over iets dat fout gaat, maar bij een ongeval zijn vaak meer mensen of oorzaken betrokken.

Slide 9 - Tekstslide

Opdrachten maken
Hoe: Je krijgt van de docent werkbladen.
Tijd: 15 minuten.
Wat:Je gaat alleen de werkbladen maken. 
Resultaat: Je hebt de werkbladen gemaakt en kan het verschil tussen een ongeluk en ongeval herkennen
Klaar: Je geeft bij de docent aan dat je klaar bent. Je blijft rustig op je plek zitten en wacht op een signaal van de docent. 
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Hulp inschakelen.......

Slide 11 - Tekstslide

Theorie hulp inschakelen
Als er iets ergs gebeurt, bijvoorbeeld een ongeluk of een medische noodsituatie, is het belangrijk om snel hulp in te schakelen. Dit kan je leven redden en de situatie beter maken. Hier lees je hoe je hulp kunt inschakelen.

1. Bellen naar 112
In Nederland bel je altijd het nummer 112 als er iets ergs gebeurt, zoals een brand, een ongeluk of iemand die heel ziek is. 112 is het alarmnummer voor noodgevallen. Je krijgt dan een operator aan de lijn die je helpt en naar de juiste hulpdiensten stuurt.
2. Wat moet je zeggen?
Als je 112 belt, is het belangrijk dat je rustig blijft. De operator stelt je een paar vragen, bijvoorbeeld:
• Waar is het gebeurd?
• Wat is er gebeurd?
• Hoeveel mensen zijn er gewond?
• Zijn er andere gevaren, zoals vuur of giftige stoffen?
Beantwoord de vragen zo goed en snel mogelijk. Het is belangrijk om duidelijk te spreken, zodat de hulpdiensten je snel kunnen helpen.

Slide 12 - Tekstslide

Theorie hulp inschakelen
3. Wachten op de hulpdiensten
Na het bellen naar 112, komt de hulp snel. Het kan zijn dat de brandweer, politie of ambulance naar de locatie komt, afhankelijk van de situatie. Blijf rustig wachten en probeer te helpen als dat veilig is. Als je weet waar de mensen zich bevinden, kun je ze helpen naar de juiste plek te gaan, maar doe dat alleen als het veilig is.
4. Eerste hulp verlenen
Als je in de buurt bent van een ongeluk, kun je soms helpen voordat de hulpdiensten arriveren. Dit heet "eerste hulp". Bijvoorbeeld, als iemand bloedt, kun je proberen de bloeding te stoppen door een doek of je hand erop te drukken. Als iemand flauwvalt, kun je proberen de persoon in een veilige houding te leggen. Maar let op: je moet altijd eerst bellen naar 112 voordat je ingrijpt.

Slide 13 - Tekstslide

Theorie hulp inschakelen
5. Hulp bij een brand
Als er brand is, bel dan direct 112. Als het mogelijk is, probeer dan het gebouw veilig te verlaten. Gebruik geen lift, maar de trap. Probeer het vuur niet zelf te blussen als het te groot is.

6. Wat als je zelf hulp nodig hebt?
Als jijzelf gewond bent of hulp nodig hebt, bel dan 112. Leg uit wat er is gebeurd, waar je bent, en of je hulp nodig hebt. Wacht rustig op de hulpdiensten en probeer niet in paniek te raken.

Samenvatting:
• Bel altijd 112 bij een noodgeval.
• Geef duidelijke informatie aan de operator.
• Wacht rustig op de hulpdiensten.
• Help alleen als het veilig is, bijvoorbeeld door eerste hulp te geven.
Het is belangrijk om te weten hoe je snel en goed hulp kunt inschakelen, zodat je het juiste kunt doen in een noodsituatie.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het nummer dat je belt in een noodgeval in Nederland?

Slide 15 - Open vraag

Wanneer moet je 112 bellen? Geef een voorbeeld.

Slide 16 - Open vraag

Wat moet je zeggen als je 112 belt? Noem drie dingen.
A
Locatie, om wat voor soort mensen het gaat en om hoeveel mensen het gaat.
B
Wat er is gebeurd, om wat voor soort mensen het gaat en waar deze mensen wonen.
C
Wat er is gebeurd, om hoeveel mensen het gaat en wie het ongeluk heeft veroorzaakt.
D
Locatie, wat er is gebeurd, om hoeveel mensen het gaat en wat voor soort hulp ze nodig hebben

Slide 17 - Quizvraag

Wat moet je doen als je 112 hebt gebeld?
A
Je hebt gebeld dus je kan weglopen.
B
Blijf rustig, wacht op de hulpdiensten en geef extra informatie als dat nodig is.
C
Schreeuw om je heen om hulp, zodat de hulpdiensten je weten te vinden.
D
Je hoeft niks meer te doen.

Slide 18 - Quizvraag

Wat moet je doen als er brand is in een gebouw?

Slide 19 - Open vraag

Waarom mag je niet de lift gebruiken als er brand is?

Slide 20 - Open vraag

Wat gebeurt er als je 112 belt? Wie komt er dan?
A
Politie, brandweer of ambulance
B
Politie, GGZof brandweer
C
Brandweer, ambulance of de tandarts
D
Politie, ambulance of een handhaver

Slide 21 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om rustig te blijven bij een noodgeval?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Nabespreken filmpjes
  • Wat heb je gezien of gehoord?
  • Wat zijn de overeenkomsten tussen de filmpjes?
  • Wat zijn de verschillen tussen de filmpjes? 

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht: Rollenspel
Hoe: De docent geeft je een casus. 
Tijd: 20 minuten
Wat: In tweetallen lees je de casus door en speel je de casus na. 
Resultaat: Je hebt geoefend met het voeren van een telefoongesprek naar de meldkamer. 
Klaar: Je geeft bij de docent aan dat je klaar bent. Je blijft rustig op je plek zitten en wacht op een signaal van de docent. 
timer
20:00

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht: Challenge
Hoe: De docent geeft je een casus. 
Tijd: 1 minuut
Wat: In tweetallen probeer je binnen 1 minuut de casus uit te spelen. De meldkamer moet dan de volgende informatie hebben:
Wie, Wat ,Waar Wanneer en Hoe........
Resultaat: Je hebt geoefend met het voeren van een telefoongesprek naar de meldkamer, onder tijdsdruk. 

timer
1:00

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Even opfrissen over stabiele zijligging
De stabiele zijligging is een manier om iemand veilig neer te leggen als hij of zij bewusteloos is, maar wel ademt. Het is belangrijk om te zorgen dat de persoon veilig ligt en niet kan stikken.
De stabiele zijligging zorgt ervoor dat de persoon kan ademen en niet kan stikken als er bijvoorbeeld braaksel of speeksel in de mond zit. Het is belangrijk om de persoon goed in de gaten te houden en 112 te bellen voor hulp.
  • Controleer of de persoon bij bewustzijn is.
  • Controleer of de persoon ademt.
  • Geen reactie? Leg de persoon in de stabiele zijligging.
  • Draai het hoofd naar beneden.
  • Zorg ervoor dat de luchtwegen vrij blijven.
  • Blijf de ademhaling controleren. 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Opdracht: Oefenen stabiele zijligging
Hoe: De docent geeft je een stappenplan van de stabiele zijligging. 
Tijd: 20 minuten
Wat: In tweetallen lees je de stappenplan door. Je zoekt in de klas ruimte om met elkaar de stabiele zijligging te oefenen.
Resultaat: Je kan de stabiele zijligging toepassen.
Klaar: Je geeft bij de docent aan dat je klaar bent. De docent komt kijken hoe je de stabiele zijligging uitvoert. 

Slide 31 - Tekstslide

Nabespreken uitvoeren stabiele zijligging.
  1. Wat ging er goed bij het uitvoeren van de stabiele zijligging?
  2. Wat ging er minder goed? Waar had je moeite mee?
  3. Wat zou je de volgende anders of beter doen?
  4. Welke tip zou je iemand geven die de stabiele zijligging voor het eerst moet uitvoeren? 
  5. Hoe ging de samenwerking met je klasgenoot?

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Theorie over de rautekgreep
De Rautekgreep is een techniek die wordt gebruikt om iemand snel en veilig uit een gevaarlijke situatie te halen. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn bij een ongeluk of als iemand zich op een gevaarlijke plek bevindt, zoals bij een brand of op een drukke weg. Met de Rautekgreep kun je iemand voorzichtig naar een veilige plaats verplaatsen zonder de verwondingen te verergeren.

Wat is de Rautekgreep?
De Rautekgreep is een manier om iemand met minimale kracht en zonder verdere schade te verplaatsen. Je gebruikt deze techniek als de persoon niet zelf kan lopen of als het te gevaarlijk is voor hen om zelf te bewegen. Het is belangrijk dat je voorzichtig bent en geen letsel veroorzaakt bij het verplaatsen van de persoon.





Slide 34 - Tekstslide

Theorie over de rautekgreep
Wanneer gebruik je de Rautekgreep?
Als de persoon zich in een gevaarlijke situatie bevindt, bijvoorbeeld op een drukke straat of dichtbij een brand.
Als de persoon niet zelf kan bewegen, bijvoorbeeld bij een bewusteloze persoon die niet kan lopen.
Als de situatie snel moet worden opgelost, bijvoorbeeld als er onmiddellijk hulp nodig is en de persoon snel naar een veiliger plek moet worden gebracht.
Waar moet je op letten?
Wees voorzichtig: De Rautekgreep moet met zorg worden uitgevoerd om te voorkomen dat de persoon meer letsel oploopt, vooral als er sprake is van een verwonding aan de rug of nek.
Blijf rustig: Het is belangrijk om rustig te blijven en de persoon zo snel mogelijk maar voorzichtig te verplaatsen naar een veilige plek.
Controleer de ademhaling: Controleer altijd of de persoon goed ademt en of er geen belemmering van de luchtwegen is.


Slide 35 - Tekstslide

Theorie over de rautekgreep
Samenvatting:
De Rautekgreep wordt gebruikt om iemand snel en veilig uit een gevaarlijke situatie te halen.
Je trekt de persoon voorzichtig omhoog door hun polsen vast te pakken.
Deze techniek is handig bij ongelukken, brand of andere gevaarlijke situaties.
Het is belangrijk om rustig en voorzichtig te werk te gaan om verder letsel te voorkomen.
De Rautekgreep is een nuttige techniek in noodsituaties, maar het is altijd belangrijk om goed op de veiligheid van de persoon en jezelf te letten.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Opdracht: Oefenen rautekgreep
Hoe: De docent geeft je een stappenplan van de rautekgreep. 
Tijd: 20 minuten
Wat: In tweetallen lees je de stappenplan door. Je zoekt in de klas ruimte om met elkaar de rautekgreep te oefenen.
Resultaat: Je kan de rautekgreep toepassen.
Klaar: Je geeft bij de docent aan dat je klaar bent. De docent komt kijken hoe je de rautekgreep uitvoert. 

Slide 38 - Tekstslide

Nabespreken uitvoeren rautekgreep.
  1. Wat ging er goed bij het uitvoeren van de rautekgreep?
  2. Wat ging er minder goed? Waar had je moeite mee?
  3. Wat zou je de volgende anders of beter doen?
  4. Welke tip zou je iemand geven die de rautekgreep voor het eerst moet uitvoeren? 
  5. Hoe ging de samenwerking met je klasgenoot?

Slide 39 - Tekstslide

Nabespreken les

Slide 40 - Tekstslide

Denken Duo Delen
Wat weet je nu over het verschil tussen een ongeluk en ongeval?
  • Denken: Denk eerst zelf goed na. Dit doe je in stilte!
  • Duo: Bespreek heel zacht met je buurman/vrouw je antwoord.
  • Delen: Vertel aan de klas wat jullie besproken hebben.
timer
1:00
timer
1:00

Slide 41 - Tekstslide

Terugkijken op de leerdoelen:
  • Na de les kan ik het verschil tussen een ongeluk en ongeval uitleggen. (R)
  • Na de les kan ik een telefonisch gesprek voeren met het noodnummer 112. (T1)
  • Na de les kan ik de stabiele zijligging uitvoeren volgens de opgestelde criteria. (T1)
  • Na de les kan ik de rautekgreep uitvoeren volgens de opgestelde criteria. (T1)

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Kennispiramide:
  1. Pak je map erbij en ga naar je kennispiramide.
  2. Wat heb je vandaag geleerd?
  3. Vul dit in op je kennispiramide.
  4. Doe de kennispiramide in je JDW map en zorg dat je deze elke les bij je hebt!

Slide 44 - Tekstslide

Dit is belangrijk in het dagelijks leven omdat:

Slide 45 - Woordweb

Wat vond je van de afgelopen les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Welk cijfer zou je jezelf geven voor aandacht tijdens deze les?
010

Slide 47 - Poll