Bio-3M-1.3 Dierenrijk

Herhaling
1.2 Plantenrijk
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling
1.2 Plantenrijk

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een uniek kenmerk van een plantaardige cel?
A
Heeft een celwand
B
Heeft een celkern
C
Heeft een vacuole
D
Heeft bladgroenkorrels

Slide 2 - Quizvraag

Welke organen heeft een plant?
A
wortels, vaten, stengel, bladeren
B
wortels,stengel, bladeren,bloemen
C
wortels,stengel,bloemen
D
wortels,bladgroenkorrels,bloemen

Slide 3 - Quizvraag

de plantencel is stevig door
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 4 - Quizvraag

Waarvoor gebruikt de plant cellulose?
A
vacuole
B
bladgroenkorrel
C
celkern
D
celwand

Slide 5 - Quizvraag

Hebben plantaardige cellen cytoplasma?

A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Fotosynthese vindt plaats in...
A
de bladgroenkorrels
B
cytoplasma
C
celkern
D
celmembraan

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heet deel 4?
A
celmembraan
B
vacuole
C
celwand
D
cytoplasma

Slide 8 - Quizvraag


Hoe heet de grootste zwarte stip in de cel?

A
cytoplasma
B
grote vacuole
C
bladgroenkorrel
D
celkern

Slide 9 - Quizvraag

Een struik is een houtachtige/kruidachtige plant.
A
Houtachtige
B
Kruidachtige

Slide 10 - Quizvraag

Hoe komen houtachtige stengels een hun stevigheid?
En kruidachtige stengels?
A
Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door water hun stevigheid
B
Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door kruiden.
C
Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid.
D
Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door water.

Slide 11 - Quizvraag

Hoe noem je planten die stevig blijven door water?
A
Houtachtige planten
B
Kruidachtige planten

Slide 12 - Quizvraag

1.3 Dierenrijk

Slide 13 - Tekstslide

1.3 Leerdoelen
-Waaruit bestaat een dier
-Hoe ziet een dierlijke cel eruit
-Wat zijn de grootste en kleinste dieren

Slide 14 - Tekstslide

1.3 Begrippenlijst
-cel-weefsel-orgaan-orgaanstelsel-organisme
-celkern-cytoplasma-celkern
-inwendig en uitwendig skelet
-eencellig dier

Slide 15 - Tekstslide

Indeling in 4 rijken doe je door de cellen
 
1. Bacterie cel
2. Dierlijke cel
3. Plantencel
4. Schimmelcel
Hoe herken je ze?

Slide 16 - Tekstslide

Dieren
Cel 2 is een dierlijke cel

Hij heeft als enige
geen celwand.

Slide 17 - Tekstslide

Planten
Cel 3 is een plantaardige cel

Hij heeft als enige bladgroenkorrels.


Slide 18 - Tekstslide

Indeling
             Celkern    Celwand      Bladgroen  Vaculoe

Planten        ja         ja              ja              ja
Dieren         ja         nee            nee           nee

Slide 19 - Tekstslide

Van groot naar klein

Slide 20 - Tekstslide

Weefsel
Een groep cellen met dezelfde vorm en dezelfde functie(s)
voorbeelden:
kraakbeenweefsel, spierweefsel.
Een orgaan betaat uit verschillende weefsels.

Slide 21 - Tekstslide

Orgaan
Deel van een organisme met een bepaalde taak

Slide 22 - Tekstslide

Orgaanstelsel
Een groep organen die samenwerken om een gezamelijke taak uit te voeren.

Slide 23 - Tekstslide

Orgaanstelsels

Slide 24 - Tekstslide

organenstelsel
1
orgaan
2
weefsel
3
cel
4

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

inwendig skelet

Slide 27 - Tekstslide

uitwendig skelet

Slide 28 - Tekstslide

(Huis)werk
Maken 1.3: vraag 1, 2, 3, 4 t/m 6, 7, 8 t/m 12 
en blz. 55 Samenvatten vragen 8, 9, 10 
 
lezen 1.4 + 1.5 
leren 1.3

Slide 29 - Tekstslide