Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Leerdoelen 11.4
Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is.
Slide 1 - Tekstslide
Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Reccessief
Intermediair
2 gelijke genen voor één eigenschap
2 ongelijke genen voor 1 eigenschap
overheersend gen van een paar
onderdrukt gen van een genenpaar
Beide genen zijn even sterk, komen beiden naar voren in fenotype
Slide 2 - Sleepvraag
Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
De moeder (XX) geeft via haar eicellen altijd een X door
(dus 2x een X)
De vader (XY) geeft via zijn zaadcellen een X of een Y door. Dus 50% kans op een X of 50% kans op een Y.
In het kruisingsschema zie je dat je (2 x 25%) = 50% hebt op een jongen. En (2 x 25%) = 50% kans op een meisje.
Slide 3 - Tekstslide
Een vrouw heeft 3 kinderen ze zijn allemaal jongens. Ze is zwanger van nummer 4. Hoeveel kans is er dat ze weer een jongen krijgt.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 4 - Quizvraag
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
P-generatie = ouders
fenotype = donker haar
genotype = heterozygoot Aa
Vader zaadcel = A of a
Moeder eicel = A of a
Slide 5 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Dit kun je in een kruisingschema zetten.
opties man = boven horizontaal
opties vrouw = verticaal zijkant
In het schema worden de opties samengevoegd.
Slide 6 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
fenotype = 3 x25% = 75% donker
genotype = 2 x 25% = 50% op Aa
= 1 x 25% op AA
= 1 x 25% op aa
Er zijn altijd 4 opties:
genotype
A bij A = AA
a bij A = aA (schrijf je als Aa)
A bij a = Aa
a bij a = aa
fenotype
- donker
- donker
- donker
- rood
Slide 7 - Tekstslide
P1 = homozygoot P2 = homozygoot Bruin is dominant over groen
Schrijf de genotype van P1 en P2 op. P1 = P2=
Slide 8 - Open vraag
P1 = homozygoot P2 = homozygoot Bruin is dominant over groen Schrijf op welke geslachtscellen er kunnen voorkomen. P1 = P2 =
Slide 9 - Open vraag
P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:
A
A
a
a
T
A
A
A
a
a
A
a
a
Slide 10 - Sleepvraag
Beide ouders zijn homozygoot, bruin is dominant. Hoeveel kans is er op nakomelingen met groene ogen?
Tip: gebruik het kruisingsthema van de vorige vraag.
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 11 - Quizvraag
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is.
Het genotype van de P-generatie is bekent. Rood haar is reccesief. Je ziet dat er genotypen ontbreken. Toch kun je deze invullen door kruisingschema's te maken.
Slide 12 - Tekstslide
Vul het genotype van de F1- generatie in.
Slide 13 - Open vraag
Wat is het genotype van het meisje in de F2-generatie met het rode haar.
Slide 14 - Open vraag
Wat is de kans op nakomelingen in de F2-generatie met een heterogeen genotype?