3315 artikel schrijven les 1

Nederlands 
Domein schrijven

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 
Domein schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les:

- weet je hoe een informatief artikel wordt opgebouwd ;
- weet je hoe een betoog wordt opgebouwd;
- weet je hoe een schrijfplan werkt;





Slide 2 - Tekstslide

Schrijven

Slide 3 - Tekstslide

Inleiding
Examen schrijven

Keuze:
1. Informatief artikel schrijven
2. Betoog schrijven

Slide 4 - Tekstslide

Informatief artikel

Slide 5 - Tekstslide

Opbouw
Titel​

Kies een titel die past bij het onderwerp. Zorg ervoor dat de titel de interesse wekt van de lezer. ​
Inleiding​
Wat is het doel van je artikel?​ Waar gaat je artikel over?​
Kern​
Benoemen van de deelonderwerpen in verschillende alinea's. 
Slot / conclusie​
Geef een een korte samenvatting van je artikel. ​
Er volgt geen nieuwe informatie!










Slide 6 - Tekstslide

Inhoud
- Je geeft nieuwe informatie over het gekozen onderwerp;
- Elk deelonderwerp staat in een nieuwe alinea;
- Je geeft aan waar je de informatie gevonden hebt > de bron;
- Je schrijft in de tegenwoordige tijd;
- Minimaal 250 woorden, maximaal 500 woorden.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdgedachte
Dit is dat wat je eigenlijk wilt vertellen met je artikel, dat wat de lezer moet onthouden. 
Verwoord dit in één zin. 



Voorbeeld:
Betaalbare gezonde voeding zorgt voor een gezondere samenleving.

Slide 8 - Tekstslide

Deelonderwerpen
Het hoofdonderwerp verdeel je in deelonderwerpen. 
Een deelonderwerp is een deel van het hoofdonderwerp. 
In je artikel gebruik je er minimaal drie en maximaal vijf. 
Ieder deelonderwerp is één alinea. 

Voorbeeld:
Hoofdonderwerp = Vegan voeding
Deelonderwerp 1 = Vervanger ei in voeding

Slide 9 - Tekstslide

Taalkundige kenmerken
- Samenhang;
- Afstemming op doel;
- Afstemming op publiek;
- Woordgebruik en woordenschat;
- Spelling, interpunctie en grammatica;
- Leesbaarheid.

Slide 10 - Tekstslide

Betoog

Slide 11 - Tekstslide

Opbouw
Titel​

Kies een titel die past bij het onderwerp. Zorg ervoor dat de titel de interesse wekt van de lezer. ​
Inleiding​
Je introduceert het onderwerp en eindigt met je standpunt. 
Kern​
Onderbouwen van je argumenten en het tegenargument in verschillende alinea's. 
Slot / conclusie​
Benoem nogmaals alle argumenten kort en trek een conclusie. Eindig met een uitsmijter!
Er volgt geen nieuwe informatie!










Slide 12 - Tekstslide

Inhoud
- Je geeft je standpunt over het gekozen onderwerp;
- Elk argument staat in een nieuwe alinea;
- Je benoemt een tegenargument en weerlegt deze;
- Je geeft aan waar je de informatie gevonden hebt > de bron;
- Je schrijft in de tegenwoordige tijd;
- Minimaal 250 woorden, maximaal 500 woorden.

Slide 13 - Tekstslide

Standpunt
Met een standpunt geef jij je mening over een onderwerp. 

Voorbeeld
Standpunt: Ik vind dat de btw op groente en fruit omlaag moet. 

Slide 14 - Tekstslide

Argumenten
Een argument is een bewijsmiddel. 
Je probeert met goede argumenten de twijfelende partij te overtuigen.

Een goed argument is onderbouwd met feiten. 





Slide 15 - Tekstslide

Tegenargument en weerlegging
Een tegenargument is een argument van de tegenpartij. 
Je laat met het argument de andere kant zien. 

In dezelfde alinea leg je uit waarom het argument van de tegenpartij niet klopt. Dit noem je een weerlegging





Slide 16 - Tekstslide

Taalkundige kenmerken
- Samenhang;
- Afstemming op doel;
- Afstemming op publiek;
- Woordgebruik en woordenschat;
- Spelling, interpunctie en grammatica;
- Leesbaarheid.

Slide 17 - Tekstslide

Schrijfplan

Slide 18 - Tekstslide

1. Onderwerp
Kies, voordat je gaat schrijven, het onderwerp van je artikel. ​
Waar wil je het over hebben?

- food gericht
- beroepsgericht
- leerbedrijf



Slide 19 - Tekstslide

2. Vakblad
Kies een vakblad waarvoor je het artikel of het betoog gaat schrijven. 







Slide 20 - Tekstslide

3. Publiek
Voor wie schrijf je het artikel/betoog? 
Wie gaat het lezen? 


Slide 21 - Tekstslide

Schrijfplan
Maak alvast een keuze tussen een informatief artikel en het betoog.
Denk na over het onderwerp, voor welk vakblad je zou willen schrijven en welk publiek daarbij hoort. Schrijf dit op in je schrijfplan. 

- onderwerp > waar ligt je interesse?
- vakblad > welk vakblad past daarbij?
- publiek > welk publiek leest het vakblad?
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Afsluiting

Slide 23 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 24 - Woordweb

Slide 25 - Tekstslide