HC Britse rijk- oefentoets

oefentoets HC Britse Rijk 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

oefentoets HC Britse Rijk 

Slide 1 - Tekstslide

Begrippen en volgordevragen 

Slide 2 - Tekstslide

Wie waren de heersers over India voor de Britten kwamen?
A
De Indiërs
B
De mogols
C
De VOC
D
De portugezen

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet de groep kolonisten die om geloofsredenen naar Amerika trekt?
A
Founding Fathers
B
Knickerbockers
C
Pilgrim Fathers
D
Tea Party

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noem je een kolonie die vooral gericht is op handel, nijverheid en landbouw.
A
Factorij
B
Vestigingskolonie
C
Plantagekolonie
D
Winstkolonie

Slide 5 - Quizvraag

Hoe worden afschaffers van de slavernij genoemd?
A
Eliministen
B
Slavisten
C
Romanticisten
D
Abolitionisten

Slide 6 - Quizvraag

In welk jaar schaffen de Britten de slavernij af ?
A
1807
B
1833
C
1780
D
1857

Slide 7 - Quizvraag

Chronologieronde
Je krijgt straks twee gebeurtenissen te zien. Kies steeds voor de gebeurtenis die eerder was. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat gebeurde eerder?
A
Amerikaanse Burgeroorlog
B
Amerikaanse revolutie

Slide 9 - Quizvraag

De staatsgodsdienst in Engeland
A
Katholieke Kerk
B
Lutheraanse Kerk
C
Calvinistische Kerk
D
Anglicaanse Kerk

Slide 10 - Quizvraag

Inzichtsvragen 

Slide 11 - Tekstslide

Waarom waren de Pilgrim Fathers naar Amerika gekomen?
A
Avontuur
B
Geloof
C
Nieuwe producten
D
Handel

Slide 12 - Quizvraag

Sommige Amerikaanse historici spreken over een genocide op de Indianen door de kolonisten.
Waarom vinden ze het een genocide?
A
De Britten hadden ziektes waaraan de Indianen overleden.
B
De Britten sloopten de heilige plekken van de Indianen.
C
De Britten roeiden alle dieren uit die de Indianen aten.
D
De Britten voerden veroveringsoorlogen tegen de Indianen.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een plantage- economie?
A
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van plantages.
B
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van koloniën.
C
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van slaven.
D
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van landbouw.

Slide 14 - Quizvraag

Welk begrip heeft niks te maken met de trans-Atlantische slavenhandel
A
VOC
B
Handelskapitalisme
C
Driehoekshandel
D
WIC

Slide 15 - Quizvraag

Verlichte denkers zagen volkssoevereiniteit als alternatief voor absolute vorsten.
Maar wat betekent volkssoevereiniteit?
A
Een kleine groep mensen heeft de macht namens het volk .
B
Het volk heeft alle macht.
C
Het volk heeft de hoogste macht en bepaalt wie de bestuurders zijn.
D
Het volk wijst één leider aan dat namens hen gaat besturen.

Slide 16 - Quizvraag

De Indiase bevolking werd verplicht zich te bekeren tot het Christendom
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Gebruik de onderstaande bron. Welk begrip past het best bij deze bron?

Bron: Een ramp om te reizen
Zoals in heel Europa waren de wegen rond 1750 erg slecht, zeker in de winter. Een reis van 150 kilometer duurde twee volle dagen. Na 1825 werd dat snel beter met de komst van de stoomtrein

A
industrialisatie
B
urbanisatie
C
leefomstandigheden
D
infrastructuur

Slide 18 - Quizvraag

Het denken van de schotse filosoof Adam Smith met zijn vrije markteconomie is een voorbeeld van;
A
Communisme
B
Mercantilisme
C
Liberalisme
D
Socialisme

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak van het ontstaan van Modern Imperialisme

A
Grote vraag naar grondstoffen
B
Nationalisme
C
Westerse superioriteit
D
Nederlands-Indie

Slide 20 - Quizvraag

Koppel de begrippen uit paragraaf 1 van HC Britse Rijk aan de kenmerkende aspecten
KA: protestantse reformatie
KA: Plantage-kolonieën en trans-Atlantische slavenhandel
KA: Rationeel optimisme en 'verlicht denken'
KA: De democratische revoluties
Pilgrim Fathers
Vestigingskoloniën
Plantage-economieën
Driehoekshandel
Royal African company
Trias politica
Volkssoevereiniteit
Natuurlijke rechten
Federale staat
Abolitionisme

Slide 21 - Sleepvraag