HC DUI DC 2 oefenvragen

Oefenvragen HC Duitsland in Europa
DC 2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefenvragen HC Duitsland in Europa
DC 2

Slide 1 - Tekstslide

De Republiek van Weimar
A
Is een parlementaire democratie geregeerd door een groep centrumpartijen met alle vertrouwen van het volk
B
Is een absolute monarchie geregeerd door een groep extremistische partijen
C
Is een parlementaire democratie geregeerd door een groep centrumpartijen met weinig vertrouwen van het volk
D
Is een absolute monarchie geregeerd door een groep centrumpartijen met weinig vertrouwen van het volk

Slide 2 - Quizvraag

Wie had de macht in de Republiek van Weimar?
A
Een keizer
B
Het parlement
C
Een dictator
D
Een koning

Slide 3 - Quizvraag

Wat is GEEN onderdeel van de Vrede van Versailles?
A
Demilitairisatie
B
Duitsland moest gedeeltes land afstaan
C
Duitsland moest alle koloniën afstaan
D
Duitsland mocht geen leger meer hebben

Slide 4 - Quizvraag

Welke van de onderstaande manieren gebruikte Hitler NIET om van Duitsland een totalitaire dictatuur te maken?
A
Intimidatie en bangmakerij
B
Concentratiekampen om politieke tegenstanders in op te sluiten
C
Indoctrinatie en propaganda
D
democratische stemmen en het vergroten van de burgerrechten

Slide 5 - Quizvraag

Heimatvertriebenen zijn
A
oorlogsmisdadigers die niet meer gewenst zijn in Duitsland
B
Gevangengenomen Duitse soldaten uit bezette gebieden
C
Duitse nazi's die berecht werden voor hun oorlogsmisdaden
D
verdreven Duitsers uit Oost-Europa

Slide 6 - Quizvraag

Welke landen verdeelden Duitsland na WOII?
A
VS, SU, GB, Canada
B
VS, SU, GB
C
VS en SU
D
VS, SU, FA, GB

Slide 7 - Quizvraag

Wie waren 'de grote drie' tijdens de Conferentie van Jalta van febr. 1945?

Slide 8 - Open vraag

Welk woord hoort niet bij het begrip 'satellietstaten'?
A
Invloedsfeer
B
BRD
C
Sovjet-Unie
D
Geleide economie

Slide 9 - Quizvraag

Welke begrippen horen bij de SU?
A
Vrijheid, totalitair, planeconomie, individu
B
Gelijkheid, totalitair, klasseloze samenleving, individu
C
Gelijkheid, totalitair, planeconomie, klasseloze samenleving
D
Vrijheid, klasseloze samenleving, planeconomie, parlement

Slide 10 - Quizvraag

Berlijn lag in de Westzone van Duitsland.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Welke bewering over het Marshallplan is NIET waar?
A
Deze had als doel handel met Europa te herstellen.
B
Deze had als doel communisme tegen te gaan
C
Deze had als doel de West-Europese landen helpen omdat VS het zielig vond
D
Deze had als doel samenwerking binnen Europa te bevorderen

Slide 12 - Quizvraag

Wat was GEEN gevolg van het Marshallplan?


A
De armoede in West-Europa werd verminderd.
B
Het economisch herstel in Oost-Europa verliep voorspoedig.
C
De populariteit van het communisme in West-Europa werd afgeremd.
D
In het zich herstellende West-Europa werden meer Amerikaanse producten gekocht.

Slide 13 - Quizvraag

Waarom verbood Stalin de Marshallhulp in Oost-Europa?
A
Hij verbood het helemaal niet
B
Hij was bang voor communistische invloed
C
Hij had een eigen hulpplan
D
Hij was bang voor kapitalistische invloed

Slide 14 - Quizvraag

Hoe reageren de Westerse landen op de blokkade van Berlijn door de SU (1948-1949)?
A
Ze bevoorraden West-Berlijn met een 'luchtbrug'
B
Ze doen niets uit angst voor een oorlog
C
Ze bevoorraden Oost-Berlijn met een 'luchtbrug'
D
Ze bevoorraden West-Berlijn met vrachtwagens

Slide 15 - Quizvraag

Het wonderbaarlijk snelle herstel van de West-Duitse economie na WO II noemen we:
A
Het wonder van Bern
B
Das grosse BRD-Wunder
C
Het wonder van Adenauer
D
Het Wirtschafswunder

Slide 16 - Quizvraag

Hoe werd de zwarte lijn op de afbeelding genoemd?

Slide 17 - Open vraag

Hoe werd de politiek genoemd dat de VS ingrijpt als een land communistisch dreigde te worden?
A
Trumandoctrine
B
Brezjnevdoctrine
C
Perestrojka
D
Ostpolitik

Slide 18 - Quizvraag

De Berlijns muur werd gebouwd omdat:
A
de DDR geen mensen meer uit West-Berlijn wilde ontvangen.
B
er teveel mensen vanuit Oost- naar West-Berlijn vluchtten.
C
de Amerikanen dat aan de SU hadden gevraagd
D
de SU elke ontmoeting tussen Oost en West wilde verbieden.

Slide 19 - Quizvraag

Welke uitspraak over de Cubacrisis is juist?
De Cubacrisis is
A
de aanleiding voor de communistische revolutie op Cuba.
B
de oorzaak van het invoeren van hervormingen in communistisch Cuba.
C
de reden voor militaire steun van de Verenigde Staten aan Cuba.
D
het gevolg van het plaatsen van raketinstallaties op Cuba.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is geen term die past bij Europese politieke/economische samenwerking?
A
NAVO
B
EGKS
C
EEG
D
EU

Slide 21 - Quizvraag

Glasnost en perestrojka is
A
Glasnost is openheid en perestrojka is (economische) hervorming
B
Perestrojka is openheid en glasnost is economische hervorming
C
Glasnost is het bezuinigen op het lege en perestrojka is het houden van vrije verkiezingen
D
Perestrojka is het bezuinigen op het leger en glasnost is het houden van vrije verkiezingen

Slide 22 - Quizvraag

Wat was de aanleiding van de val van de Muur?
A
De viering van het 40-jarige bestaan van de DDR
B
Het wanbeleid van Honnecker
C
De ophef van de censuur
D
Grote protesten onder de Duitse bevolking

Slide 23 - Quizvraag

De val van de Berlijnse Muur was in
A
1945
B
1963
C
1989
D
hij staat nog

Slide 24 - Quizvraag