Vragenles H8

H8 Rekenen





Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen open op tafel.



1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H8 Rekenen





Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen open op tafel.



Slide 1 - Tekstslide

Opbouw les 
  • Hoofdstuk doorlopen
  • Vragen
  • Check

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk samen doorlopen

Slide 3 - Tekstslide

Ik kan berekeningen in de juiste volgorde uitvoeren.
Succescriteria
Ik ken de begrippen: som, verschil, quotient en product.
Ik ken de rekenvolgorde.




Slide 4 - Tekstslide

Uitkomsten van bewerkingen
Som       optelling, plus + 
Verschil   aftrekken, min -
Product   vermenigvuldiging x
Quotiënt  deling :



Slide 5 - Tekstslide

Breuken optellen of aftrekken
Stappenplan
Stap 1     Maak de breuken gelijknamig (dezelfde noemer).
Stap 2    Zet helen in de breuk (bij aftrekken kan dit handig zijn).
Stap 3    Tel de tellers op. De noemer blijft hetzelfde.
Stap 4    Haal de helen uit de breuk.
Stap 5    Vereenvoudig de breuk zoveel mogelijk.


Bekijk voor je begint de voorbeelden op pagina 22,23 en 24 van je theorieboek.

Slide 6 - Tekstslide

Sleep de bewerkingen naar de goede plek.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Aftrekken
Tussen de haakjes
Vermenigvuldigen
Optellen
Machten
Delen

Slide 7 - Sleepvraag

Volgorde bij berekening
Stappenplan
  1. Haakjes
  2. Machten (dus ook kwadraten en wortels)
  3. Vermenigvuldigen en Delen (v.l.n.r)
  4. Optellen en Aftrekken (v.l.n.r)


Slide 8 - Tekstslide

Ik kan rekenen met machten.
Succescriteria
Ik ken de begrippen: kwadraat, macht, grondtal, exponent
Ik ken de kwadraten uit mijn hoofd (1 t/m 16, 20, 30, 40, 50 en  100).
Ik weet op welke plaats machten voorkomt bij de volgorde van berekening.





Slide 9 - Tekstslide

Kwadraat
Een kwadraat is een vermenigvuldiging van een getal met zichzelf.
Het berekenen van een kwadraat heet kwadrateren.

3² = 3×3 = 9 


De kwadraten van de getallen 1 t/m 16, 20 en 25 moet je uit je hoofd kennen! 
Noteer deze nu voor jezelf in je schrift!

Slide 10 - Tekstslide

Kwadraat



Voorbeeld met een breuk
(½)² = ½×½ = ¼


De kwadraten van de getallen 1 t/m 16, 20 en 25.
Had jij ze allemaal goed? Verbeter ze anders!

Slide 11 - Tekstslide

Machten
Een macht is een vermenigvuldiging van gelijke factoren.
Het berekenen van machten heet machtsverheffen.

Voorbeeld
2 × 2 × 2 × 2  is een vermenigvuldiging van vier gelijk factoren
je kunt het korter schrijven als:  2 × 2 × 2 × 2 = 2 ⁴                   .
                                            2 • 2 • 2 • 2 = 2 ⁴  








vermenigvuldigingspunt = •        
Uitspraak
"twee tot de vierde" 
 of 
"twee tot de macht vier"

Slide 12 - Tekstslide

Machten

Slide 13 - Tekstslide

Ik kan rekenen met decimale getallen.
Succescriteria
Ik weet wat een decimaal getal is.






Slide 14 - Tekstslide

Decimaal getal
Een ander woord voor decimaal getal is 
kommagetal.

Slide 15 - Tekstslide

Decimale getallen
Decimale getallen optellen
       0,3 + 0,6 = 0,9
       1,9 + 0,15 = 2,05

Decimale getallen aftrekken
      4,6 - 0,8 = 3,8
      2,48 - 1,53 = 0,95

Slide 16 - Tekstslide

Decimale getallen
Vermenigvuldigen met 1: de komma blijft op dezelfde plek (0 nullen). 
          5 x 1 = 5

vermenigvuldigen met 10: de komma gaat één naar rechts (1 nul).
          5 x 10 = 50

Vermenigvuldigen met 100: de komma gaat twee naar rechts (2 nullen).
          5 x 100 = 500

Slide 17 - Tekstslide

Decimale getallen
Vermenigvuldigen met 0,1: 
De komma gaat één naar links (1 getal achter de komma)
         0,1 x 5 = 0,5

Vermenigvuldigen met 0,01: 
De komma gaat twee naar links (2 getallen achter de komma)
         0,01 x 5 = 0,05

Voorbeeld: 0,4 x 2 = 0,4 + 0,4 = 0,8
Dit betekent dat je twee keer de 0,4 hebt. 

Slide 18 - Tekstslide

Breuken, decimale getallen en procenten
0,333..
0,666..
afgerond op 1 decimaal

Slide 19 - Tekstslide

Ik kan rekenen met breuken (optellen en aftrekken). 
Succescriteria
Ik weet hoe een breuk in elkaar zit.
Ik kan helen uit een breuk halen.
Ik kan een breuk vereenvoudigen.
Ik kan een breuk omzetten in een decimaal getal.
Ik kan breuken gelijknamig maken.
Ik kan breuken bij elkaar optellen.
Ik kan  breuken van elkaar afhalen.






Slide 20 - Tekstslide

Terugblik breuken



Vereenvoudigen
Teller en noemer door hetzelfde getal delen. 
Zo klein mogelijk maken. 


breuk=noemerteller

Slide 21 - Tekstslide

Breuken optellen of aftrekken
Stappenplan
Stap 1     Maak de breuken gelijknamig (dezelfde noemer).
Stap 2    Zet helen in de breuk (bij aftrekken kan dit handig zijn).
Stap 3    Tel de tellers op. De noemer blijft hetzelfde.
Stap 4    Haal de helen uit de breuk.
Stap 5    Vereenvoudig de breuk zoveel mogelijk.


Bekijk voor je begint de voorbeelden op pagina 22,23 en 24 van je theorieboek.

Slide 22 - Tekstslide

Ik kan rekenen met breuken (vermenigvuldgen). 
Succescriteria
Ik weet hoe een breuk in elkaar zit.
Ik kan helen uit een breuk halen.
Ik kan een breuk vereenvoudigen.








Slide 23 - Tekstslide

Breuken vermenigvuldigen
Stappenplan

Stap 1       Zet de helen in de breuk.
Stap 2       Bereken


Stap 3/4   Haal de helen uit de breuk.
Stap 3/4   Vereenvoudig de breuk zoveel mogelijk.
noemernoemertellerteller

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld breuken vermenigvuldigen.



Stap 1

Stap 2    

stap 3/4 



Notatie:


Stappenplan

Stap 1      Zet de helen in de breuk.
Stap 2      Bereken


Stap 3/4   Haal de helen uit de breuk.
Stap 3/4   Vereenvoudig de breuk zoveel mogelijk.
noemernoemertellerteller
2543=
22143=
815=
187
22143=2543=815=187

Slide 25 - Tekstslide

Op welke vragen heb je nog geen antwoord?

Slide 26 - Woordweb

Slide 27 - Tekstslide

Weet je het nog?
  1. Bereken het product, quotient, som en verschil van 24 en 3.
  2. Hoe heet de 3 in de macht 4³ ?
  3. Bereken: 4 + 7 x (6²- 2³)= 
  4. Bereken: 3,4 x 300 =
  5. Bereken:
  6. Schrijf als een percentage en decimaal getal 
16024
2413+6531=

Slide 28 - Tekstslide

Toets maken
Begin bij de makkelijke vragen. 
Dat geeft zelfvertrouwen.
Zorg dat je al je spullen bij je hebt. 
Je mag niet van elkaar lenen! Je kunt misschien niet alle opgaven maken, zodat je niet alle punten kunt halen.
Werk overzichtelijk
Schrijf netjes met pen en teken met potlood. Schrijf je berekeningen op! Controleer je antwoord.
Niet blijven piekeren als je het antwoord niet direct weet.
Probeer aan je tempo te denken.

Slide 29 - Tekstslide


Ben je al klaar voor het proefwerk van morgen?

😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll