W3 Taalverzorging: Samengestelde zinnen

Leerdoelen Taalverzorging 5
4. Ik weet wat de kenmerken zijn van een hoofdzin.
5. Ik weet wat de kenmerken zijn van een bijzin.
6. Ik kan hoofd- en bijzinnen onderscheiden in een samengestelde zin.

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen Taalverzorging 5
4. Ik weet wat de kenmerken zijn van een hoofdzin.
5. Ik weet wat de kenmerken zijn van een bijzin.
6. Ik kan hoofd- en bijzinnen onderscheiden in een samengestelde zin.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

"Tijdens de toetsweek hebben we geen gewone lessen."

Is dit een enkelvoudige of samengestelde zin?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


"Zorg voor warme kleren als je in het bos loopt."

Is dit een enkelvoudige of samengestelde zin?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 5 - Quizvraag

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin bestaat uit hoofdzin(nen) en bijzin(nen). Als zo'n zin opgebouwd is uit twee of meer hoofdzinnen, dan is er sprake van nevenschikking. Hebben we te maken met hoofdzin en bijzin, dan is er sprake van onderschikking. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil hoofdzin en bijzin
In elke samengestelde zin zit minstens één hoofdzin. Die is het belangrijkst. Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar en er kan niets tussen komen te staan. Maken we de zin vragend, dan komt de persoonsvorm van de hoofdzin vooraan te staan. 
Bij een bijzin staan persoonsvorm en onderwerp niet direct naast elkaar óf ze staan wel naast elkaar en je kunt er een woord (bijvoorbeeld eigenlijk of niet) tussen zetten. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw Luttema en meneer Boor gaan mee als extra begeleiders, maar dat is nog niet zeker.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + bijzin
D
Bijzin + hoofdzin

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Naarmate hij ouder wordt, gaat hij meer op zijn vader lijken.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

''Ik koop vaak Oreo's, omdat ik koekjes lekker vind.''
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.
A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sandy luisterde geïnteresseerd toen de geschiedenisdocent vertelde dat de middeleeuwse maatschappij was opgebouwd als een piramide.
A
Hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
Hoofdzin + bijzin + hoofdzin
D
Hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bovenaan stond de keizer en onder hem kwam de adel en nog lager volgden de burgers en de boeren.

A
Hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin + hoofdzin

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat de boeren op het land verbouwden, moesten ze deels afstaan aan hun heer, want diens personeel moest ook eten.

A
Hoofdzin + bijzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin + hoofdzin

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als er gevaar dreigde, zochten de boeren bescherming op het kasteel, omdat ze achter de stenen muren relatief veilig waren.

A
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
B
Hoofdzin + bijzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + hoofdzin + bijzin

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De heer bestreed met zijn ridders de vijand, opdat hij die zou verjagen, zodat zijn grondgebied onaangetast zou blijven.

A
Hoofdzin + bijzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + hoofdzin + bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Bestudeer blz. 8 en 9
Maak opdr. 4 en 5 blz. 9 en 10 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies