In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Informatie over een werkwoord:
Hij loopt snel.
Het bijwoord is snel-> het zegt iets over het werkwoord lopen.
Informatie over een ander bijwoord:
Hij loopt heel snel.
het bijwoord is heel -> het zegt iets over het andere bijwoord snel.
Informatie over het bijvoeglijk naamwoord:
Het is een ontzettend mooi huis!
Het bijwoord is ontzettend -> het zegt iets over
het bijvoeglijk naamwoord mooi