werkwoordspelling 13

(Bijna) alle hele werkwoorden in het Nederlands eindigen op -en.
A
waar
B
niet waar
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

(Bijna) alle hele werkwoorden in het Nederlands eindigen op -en.
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quizvraag

'gemaakt' is een voorbeeld van een heel werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

In een samengestelde zin staat altijd maar één persoonsvorm.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

De persoonsvorm is altijd het enige werkwoord in de zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, staat er ook altijd een persoonsvorm in de zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Om het voltooid deelwoord juist te schrijven, moet je altijd eerst bepalen of het om een sterk of zwak werkwoord gaat.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

eindigen
Het toneelstuk ... straks met een lied.
A
eindigd
B
eindigt
C
eindigdt
D
eindig

Slide 7 - Quizvraag

plonzen
Het water golfde en ... tussen wal en schip.
A
plonsde
B
plonst
C
plonste
D
plonsden

Slide 8 - Quizvraag

beproeven
Door het ongeluk leidt het kind een ... leven.
A
beproeft
B
beproevende
C
beproefdt
D
beproefd

Slide 9 - Quizvraag

geschieden (v.t.)
Het uitje ... zonder toestemming van de ouders.
A
geschiet
B
geschiede
C
geschiedde
D
geschieden

Slide 10 - Quizvraag

ontdekken
Columbus heeft in 1942 Amerika ...
A
ontdekt
B
ontdekd
C
ontdekdt
D
ontdekken

Slide 11 - Quizvraag

afwachten
... maar ... tot ik kom, dan help ik je.
A
wachten af
B
wacht af
C
wacht

Slide 12 - Quizvraag

ondervinden (v.t.)
We ... veel hinder van de harde zijwind.
A
ondervinden
B
vinden
C
vonden
D
ondervonden

Slide 13 - Quizvraag

nalaten
Zij heeft ... iemand te waarschuwen.
A
nalatendt
B
nalatend
C
nagelaten

Slide 14 - Quizvraag

werven
Met een advertentie proberen we meer leden te ...
A
werfen
B
werven
C
werve

Slide 15 - Quizvraag

inzien
Ik ... nu niet ... waarom dat niet kan.
A
zie in
B
zien in
C
zag in

Slide 16 - Quizvraag

balanceren
Zij heeft aan de rekstok .........
A
gebalanceerd
B
gebalanceert
C
balanceerd
D
balanceert

Slide 17 - Quizvraag