In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Lenzen en lichtbreking
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Planning en leerdoelen bespreken.
Herhalen vorige keer.
Breking van licht.
Lenzen.
Beeldvorming.
Oog afwijkingen.
Zelfstandig werken.
Slide 2 - Tekstslide
Doelen voor vandaag
Je kunt uitleggen hoe verschillende lenzen licht breken.
Je kunt uitleggen wat het brandpunt is en wat dit voor invloed heeft op het beeld.
Je kunt het beeld tekenen door een lens.
Je kunt de vergroting berekenen.
Je kunt de lenssterkte berekenen.
Slide 3 - Tekstslide
een blad papier kaatst licht terug. een blad papier kaatst het licht ........ . dit heet ....... terugkaatsing
A
in een richting terug
diffuse
B
alle richtingen terug
diffuse
C
in een richting terug
spiegelende
D
alle richtingen terug
spiegelende
Slide 4 - Quizvraag
Licht dat op een spiegel valt ...... . dit heet ....... terugkaatsing.
A
in een richting terug
diffuse
B
alle richtingen terug
diffuse
C
in een richting terug
spiegelende
D
alle richtingen terug
spiegelende
Slide 5 - Quizvraag
Bij A is er ...... terugkaatsing Bij B is er ..... terugkaatsing
A
A = diffuse
B = diffuse
B
A = spiegelende
B = spiegelende
C
A = diffuse
B = spiegelende
D
A = spiegelende
B = diffuse
Slide 6 - Quizvraag
De normaallijn is:
A
de invallende lichtstraal naar de plaats waar de lichtstraal de spiegel treft
B
de lijn loodrecht op de spiegel op de plaats waar de lichtstraal de spiegel treft
C
het spiegeloppervlak waarop de lichtstraal wordt gespiegeld
Slide 7 - Quizvraag
welke tekening geeft de spiegelwet juist weer?
A
.
B
.
C
.
D
.
Slide 8 - Quizvraag
Hoe ziet jouw spiegelbeeld eruit als je in de spiegel kijkt?
A
achterstevoren, wat voor is nu achter.
B
wat links van jou is, staat in het spiegelbeeld rechts.
C
wat links van jou is, staat in het spiegelbeeld links
D
wat rechts van jou is, staat in het spiegelbeeld links
Slide 9 - Quizvraag
welke stellingen zijn juist? ( meerdere antwoorden )
A
voorwerp en beeld staan even ver van de spiegel
B
de voorwerpsafstand is de afstand van een voorwerp tot de spiegel
C
een spiegelbeeld zie je wel, maar het beeld bestaat niet echt
D
de voorwerpsafstand (v) is niet gelijk aan de beeldafstand (b)
Slide 10 - Quizvraag
Lenzen
voorbeelden:
bril
in fototoestel
vergrootglas
lens in oog
lens op oog
Slide 11 - Tekstslide
Brandpunt = F
brandpuntsafstand = f
Misschien ooit vroeger wel eens gedaan - met een loep blaadjes in de fik steken! Dan liggen de blaadjes in het brandpunt.
Slide 12 - Tekstslide
Hoe werkt een lens?
-Lens verbuigt lichtstralen -Lenzen hebben een brandpunt (f) -creert een beeld van een voorwerp -bolle lens=positieve lens, convergeren -holle lens=negatieve lensen, divergeren
Slide 13 - Tekstslide
Bolle lens
positieve lens
convergerende werking (lichtstralen worden naar elkaar toe gebogen)
hoe sterker de lens (hoe boller de lens is) , hoe sterker de convergerende werking: het brandpunt (F) komt dichter bij de lens te liggen
Holle lens
negatieve lens
divergerende werking (lichtstralen worden uit elkaar gebogen
hoe sterker de lens, hoe verder de lichtstralen uit elkaar gebogen worden
Slide 14 - Tekstslide
verschil in sterkte bolle lenzen
Slide 15 - Tekstslide
Maak opgave 12
timer
3:00
Slide 16 - Tekstslide
Oefenen met tekenen van een beeld gemaakt met een positieve lens
Slide 17 - Tekstslide
Tekenen van beeld bij een positieve lens
Slide 18 - Tekstslide
Maak opgave 16
timer
3:00
Slide 19 - Tekstslide
Berekenen van de vergroting van een lens
N = vergroting
v = voorwerpsafstand N = b / v
b = beeldafstand
V = grootte voorwerp N = B / V
B = grootte beeld
Slide 20 - Tekstslide
oogafwijkingen
Slide 21 - Tekstslide
Sterkte van een lens
Hoe sterk een lens is geeft aan hoe sterk hij lichtstralen afbuigt.
De eenheid van lenssterkte is dioptrie (dpt), en kan berekend worden met de formule:
S = sterkte lens (dpt)
f = brandpuntsafstand (m)
S=f1
Slide 22 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Wat? Lees blz. 47 t/m 50 EN 54 en
maak opgave 4 t/m 25 van 2.4 en 20 t/m 25 van 2.5
Hoe? Je mag na 5 minuten zachtjes overleggen in je groep
Hulp? Kijk in je boek, vraag binnen je groep, steek dan je vinger op.