5H Beco H25.2

25.7
De boekwaarde van € 18.000,- komt overeen met ...
A
15%
B
40%
C
60%
D
100%
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

25.7
De boekwaarde van € 18.000,- komt overeen met ...
A
15%
B
40%
C
60%
D
100%

Slide 1 - Quizvraag

25.8a
De afschrijvingskosten zijn:
A
90.000 / 4
B
106.000 / 4
C
120.000 / 4
D
136.000 / 4

Slide 2 - Quizvraag

Vakantiepark
100 huisjes, bouwkosten per huisje € 200.000,-
Bouw gefinancierd met een ( aflossingsvrije ) lening van 3%
Overige kosten zoals onderhoud gemiddeld € 1.000,- per huisje per jaar
Huisjes gaan naar verwachting 15 jaar mee en worden dan naar verwachting voor € 20.000,- per stuk overgenomen door een opkoper.
Huurkosten grond gemeente per jaar € 300.000,-
Personeelskosten per jaar € 120.000,-
Het park is 2 weken gesloten per jaar en de huisjes zijn gemiddeld 80% van de weken bezet.
Totale kosten per jaar per huisje?

Slide 3 - Tekstslide

Totale kosten per huisje per jaar
Geen €, geen . voor duizendtallen, geen decimalen

Slide 4 - Open vraag

Afschrijvingskosten = ( 200.000 - 20.000 ) / 15 = 12.000
Rente kosten = 200.000 x 0,03 = 6.000
Onderhoudskosten = 1.000
Huurkosten grond = 300.000 / 100 = 3.000
Personeelskosten = 120.000 / 100 = 1.200
Totaal = 23.200

Slide 5 - Tekstslide

Vakantiepark
100 huisjes, bouwkosten per huisje € 200.000,-
Bouw gefinancierd met een ( aflossingsvrije ) lening van 3%
Overige kosten zoals onderhoud gemiddeld € 1.000,- per huisje per jaar
Huisjes gaan naar verwachting 15 jaar mee en worden dan naar verwachting voor € 20.000,- per stuk overgenomen door een opkoper.
Huurkosten grond gemeente per jaar € 300.000,-
Personeelskosten per jaar € 120.000,-
Het park is 2 weken gesloten per jaar en de huisjes zijn gemiddeld 80% van de overige weken bezet.
Welke prijs moet je minimaal vragen voor een huisje voor een week?

Slide 6 - Tekstslide

Minimale prijs huisje per week?
Geen €, geen . voor duizendtallen, geen decimalen

Slide 7 - Open vraag

Totale kosten huisje per jaar = 23.200

Aantal weken beschikbaar = 52 - 2 = 50
Aantal weken verhuurd = 0,80 x 50 = 40

Minimale prijs per week = 23.200 / 40 = 580

Slide 8 - Tekstslide

Hw.
Opdracht Vakantiepark

Slide 9 - Tekstslide

5H Beco H25.2
Kostensoorten:
Afschrijvingskosten
Inkoopwaarde producten, grondstoffen
Personeelskosten
Interestkosten
Diensten van derden
Overige kosten

Slide 10 - Tekstslide

2.000
3.000
3.500
Brutoloon
Nettoloon
Loonkosten

Slide 11 - Sleepvraag

Personeelskosten
Brutomaandloon                                    € 3.000,-
Wettelijke sociale lasten                     € 550,-
Vrijwillige sociale lasten                       € 40,-
Werkgeversdeel pensioenpremie € 260,-
                                                                    € 3.850,-

Slide 12 - Tekstslide

Totale loonkosten € 3.850,- per maand
Contract surfleraar 80 uur per maand
De surfleraar geeft gemiddeld 75% van de tijd les en de overige 25% is deze bezig met voorbereiden en opruimen
De groepsgrootte is gemiddeld 6 deelnemers

Wat moet de prijs per persoon voor een surfles van een uur minimaal zijn?

Slide 13 - Tekstslide

Prijs surfles?
geen €, 2 decimalen

Slide 14 - Open vraag

Totale loonkosten = 3.850

Aantal uren les = 0,75 x 80 = 60

Minimale prijs per les = 3.850 / 60 = 64,17
Minimale prijs per deelnemer = 64,17 / 6 = 10,69

Slide 15 - Tekstslide

arbeidsuurtarief <----> factuurtarief                    
personeelskosten                    + overige kosten en winst

arbeidsuurtarief                                                        € 20,-
opslag overige kosten 10% ( 10% van 20 = 2 ) € 2,-
Winstopslag 20% ( 20% van 22 = 4,40 )                 € 4,40
Factuurtarief                                                                    € 26,40


Slide 16 - Tekstslide

Inkoopprijs    
Brutowinst   +
Verkoopprijs    

Inkoopwaarde
Brutowinst +
Omzet  

Slide 17 - Tekstslide

De brutowinst is 25% van de inkoopprijs:

Inkoopprijs              100%
Brutowinst   +          25%
Verkoopprijs           125%  


Slide 18 - Tekstslide

De brutowinst is 25% van de verkoopprijs:

Inkoopprijs               75%
Brutowinst   +          25%
Verkoopprijs           100%  


Slide 19 - Tekstslide

De brutowinst is 20% van de inkoopprijs. De verkoopprijs is € 48,-.
Hoe hoog was de inkoopprijs?
A
€ 38,40
B
€ 40,-

Slide 20 - Quizvraag

De brutowinst is 20% van de inkoopprijs. De verkoopprijs is € 48,-.
Hoe hoog was de inkoopprijs?

€ 48,- komt overeen met 120%

48 / 120 x 100 = 40

Slide 21 - Tekstslide

De brutowinst is 40% van de verkoopprijs. De inkoopprijs is € 180,-.
Hoe hoog is de verkoopprijs?
A
€ 252,-
B
€ 300,-

Slide 22 - Quizvraag

De brutowinst is 40% van de verkoopprijs. De inkoopprijs is € 180,-.
Hoe hoog is de verkoopprijs?

€ 180 komt overeen met 60%

180 / 60 x 100 = 300

Slide 23 - Tekstslide

De prijs inclusief 21% BTW is € 24,95
Hoe hoog is de prijs exclusief BTW?
A
€ 19,71
B
€ 20,62

Slide 24 - Quizvraag

Hw.
Opgaven 25.2 en 25.14

+ Opdracht vakantiepark

Slide 25 - Tekstslide

25.2b
A
79%
B
104%

Slide 26 - Quizvraag

25.2c
A
2,80 x 1,053
B
2,80 x 1,02 x 1,018 x 1,015

Slide 27 - Quizvraag

25.14b
De jaarlijkse afschrijving op het gebouw is ...(1)
Het gebouw is dus ...(2) jaar oud
A
1> 10.500 2> 12
B
1> 10.500 2> 28
C
1> 15.000 2> 12
D
1> 15.000 2> 28

Slide 28 - Quizvraag

25.14c
De jaarlijkse afschrijving op de inventaris is ...(1)
De inventaris kan dus nog ...(2) jaar mee
A
1> 1.800 2> 3
B
1> 1.800 2> 7
C
1> 6.000 2> 3
D
1> 6,000 2> 7

Slide 29 - Quizvraag

25.14d
De jaarlijkse afschrijving op de transportmiddelen is ...(1)
De levensduur is dus ...(2)
A
1> 9.000 2> 6
B
1> 9.000 2> 10
C
1> 14.500 2> 6
D
1> 14.500 2> 10

Slide 30 - Quizvraag

Hw.
Opdracht Vakantiepark

Slide 31 - Tekstslide