a bijwoorden: er, er, eigenlijk, niet
voorzetsel: In, rond, te, voor, voor, te
voornaamwoorden: ons (bezittelijk), genoeg (onbepaald) , veel (onbepaald)
b bijwoorden: waarna, minutenlang, steeds, verder, uiteindelijk
voorzetsel: op, in, op, tussen, bij, van, per
voornaamwoorden: hij (persoonlijk), zo’n (aanwijzend)
c bijwoorden: er, steeds, vaker, flexibel
voorzetsel: voor, om, te
voornaamwoorden: -