Lesweek 9 les 1

Marktonderzoek
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
MarketingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Marktonderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen Herhalen Herhalen!!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


jaar 4
A
110,8
B
103,4
C
108,8
D
114,6

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Basisjaar verleggen
Het oude prijsindexcijfer van jaar 8 is 150. Dit stel je gelijk aan 100. Het indexcijfers van jaar 1 was 100 en wordt nu?
A
73,3
B
66,7
C
85,3
D
117,3

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gewogen gemiddelde
Onderneming Thievery heeft de volgende gegevens verzameld van de factuurprijzen per uur.
€ 50,-,€ 75,-,€ 50,- € 25,-, € 140,-, € 25,-,€ 50,-, € 35,-, € 50,-, € 125,-, € 75,-, € 25,-
Berekenen het gewogen gemiddelde van de factuurprijzen.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ongewogen gemiddelde
Onderneming Thievery heeft de volgende gegevens verzameld van de factuurprijzen per uur.
€ 50,-,€ 75,-,€ 50,- € 25,-, € 140,-, € 25,-,€ 50,-, € 35,-, € 50,-, € 125,-, € 75,-, € 25,-
Berekenen het ongewogen gemiddelde van de factuurprijzen.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor worden Indexcijfers gebruikt?
A
Om te zien hoeveel een aandeel nu waard is.
B
Hoeveel % winst een bedrijf in een maand gemaakt heeft.
C
Verandering in een reeks getallen makkelijk te zien.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een indexcijfer bereken je met behulp van de formule
A
(nieuw - oud) : oud x 100%
B
waarde actuele jaar gedeeld door waarde basisjaar x 100
C
deel van het geheel gedeeld door totaal x 100%

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist?
Het indexcijfer is altijd 100 of hoger.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is het indexcijfer van 2016?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de indexcijfers
van jaar 2012 t/m 2016.
Het basisjaar is 2015.
A
95 - 99 - 98 - 100 - 103
B
96 - 99 - 97 - 100 - 103
C
96- 99 - 98 - 100 - 103
D
96% - 99% - 98% - 100% - 103%

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Interpoleren
Geef door middel van een berekening een schatting van de afzet in jaar 2002.
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2400
3000
3600
3000
3800

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking
Jaar 2001 = 3000 
Jaar 2003 = 3600
Verschil is 600 : 2 = 300 per jaar. 
Afzet 2002 is 3300

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extrapoleren


Je gaat nu de afzet schatten van jaar 2020 door middel van een berekening. 

2015
2016
2017
2018
2019
2020
5000
4800
5600
5200
5800

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking
Verschil tussen jaar 2018 en 2019 = 5800 - 5200 = 600. 
Jaar 2020 = 5800 + 600 = 6400

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De modus is...
A
De middelste
B
De meest voorkomende

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Modus
Welk getal komt het vaakst voor?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modus
Welk getal komt het vaakst voor?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld mediaan (oneven aantal getallen)
Bereken de mediaan van de volgende waarnemingsgetallen:
10, 4, 6, 9, 1, 3 en 100
 Stap 1: Zet de getallen van klein naar groot
1, 3, 4, 6, 9, 10, 100
Stap 2: Zoek het middelste getal op (7+1= 4 dus het 4e getal!)
1, 3, 4,            6,             9, 10, 100
Dus de mediaan is 6

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld mediaan (even aantal getallen)
Bereken de mediaan van de volgende  waarnemingsgetallen
9, 6, 4, 7, 6, 10, 9, 3, 6 en 7
Stap 1: Zet de getallen van klein naar groot
3, 4, 6, 6, 6, 7, 7, 9, 9, 10
Stap 2: Zoek de middelste 2 getallen (10:2=5, dus het 5e en 6e getal!)
3, 4, 6, 6,     6, 7,      7, 9, 9, 10
Stap 3: Bereken het gemiddelde van de 2 middelste getallen
(6 + 7) : 2 = 6,5

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mediaan
De mediaan is het middelste getal als de getallen op de juiste volgorde staan.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het gemiddelde, mediaan en de modus van de volgende rij:
6, 4, 2, 2, 8, 7, 7, 3

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de mediaan van deze getallen?
1, 1, 5, 7, 9
A
1
B
5
C
7
D
9

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de mediaan van de volgende waarnemingsgetallen
A
1
B
12
C
8
D
6

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je legt uit waar frequenties voor dienen. 
  •  Je maakt onderscheid tussen absolute, relatieve, cumulatieve absolute en cumulatieve relatieve frequenties. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Frequentie
Frequentie betekent aantal. 

In termen van waarnemingen wordt hiermee dus bedoeld hoe vaak een waarneming voorkomt. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Frequentietabel

Slide 27 - Tekstslide

Hoeveel studenten zijn 20 jaar?
Dat is de absolute frequentie.
Relatieve frequentie
Het aantal waarnemingen, maar dan uitgedrukt in een percentage. 
Dus kijkend naar het voorbeeld hiervoor.
Er zijn in totaal 18 studenten. Hiervan zijn 6 studenten 20 jaar. Dus de relatieve frequentie is 6 : 18 x 100% = 33,3%

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cumulatieve absolute frequentie
Je kijkt bij de cumulatieve absolute frequentie niet alleen naar de waarneming in de betreffende klasse, maar ook van de klassen daaronder. 

Weer kijkend naar het voorbeeld. Er zijn 6 studenten die 20 jaar zijn. Onder de leeftijd van 20 jaar zijn er ook een aantal studenten namelijk 4 + 3 + 3 + 6 = 16 studenten.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cumulatieve relatieve frequentie
Ook hier bij de cumulatieve relatieve frequentie kijk je naar het aantal waarnemingen door deze in een percentage uit te drukken. 
 Weer naar het voorbeeld kijken. De cumulatieve absolute frequentie was 16 studenten. In totaal zijn er 18 studenten dus 16 : 18 x 100% = 88,9

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerken
Wat is de relatieve frequentie voor Y?
Leeftijd in jaren
Aantal respondenten
%
15 t/m 34
88
35 t/m 54
123
55 t/m 74
79
75 t/m 94
23
Y
Totaal
313
100

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerken
Wat is de cumulatieve absolute frequentie voor X?
Leeftijd in jaren
Aantal respondenten
%
15 t/m 34
88
35 t/m 54
123
55 t/m 74
79
x
75 t/m 94
23
Totaal
313
100

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je iets geleerd deze les?
0 = niets
5 = heel veel
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Deze slide heeft geen instructies