308

Zoek je plek
Pak je
spullen
Deze les:
Planning                              (2 min)

Korte herhaling               
Wetten van Newton         (2 min)

Vrije val                               (10 min)

HW nakijken                      (5 min)
56 en 57 

3.5 afmaken                    (20 min)
61 en 62 maken
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Zoek je plek
Pak je
spullen
Deze les:
Planning                              (2 min)

Korte herhaling               
Wetten van Newton         (2 min)

Vrije val                               (10 min)

HW nakijken                      (5 min)
56 en 57 

3.5 afmaken                    (20 min)
61 en 62 maken

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Eerste wet van Newton
Een voorwerp heeft een constante snelheid (of het staat stil)
De resultante kracht is in alle richtingen nul.
v, constant
Fres = 0
a = 0
v is snelheid
a is versnelling
Fres = 0

Slide 3 - Tekstslide

Tweede wet van Newton
Een voorwerp versnelt of vertraagd
Er werkt een resulterende kracht
a > 0 of a < 0
Fres in richting van de beweging, of
Fres tegen de richting van de beweging
versnelliing             vertraging
a=mFres

Slide 4 - Tekstslide

Tweede wet van Newton
a=mFres
Fres=ma
Fz=mg
Fres is de resultante kracht (N)
m is de massa (kg)
a is de versnelling (m/s2)
Bij een vrije val:
a = g = 9,81 m/s2
Enige kracht die werkt is de zwaartekracht, dan:

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

1     -     2   -    3     -      4    -  5

Slide 7 - Tekstslide

1     -     2   -    3     -      4    -  5
Eerste wet:
Krachten evenwicht,
v is constant
Tweede wet: 
versnelling of vertraging

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden 57
  • a) Fres = m · a ⇨  a = Fres /m
                                         = 23 ·103 / 18 ·103
                                         = 1,3 m/s2
  • b)  Fres = m · a
                    = 18·103 × 1,5 = 27·10N = 27 kN
    De kracht neemt dus toe met
    27 − 23 = 4 kN.
  • c)  Fres = m · a ⇨ m = Fres / a
                                           = 23 ·103 / 1,5
                                           = 15,3·10kg = 15,3 ton
    Er moet dus 18 − 15,3 = 2,7 ton worden afgeladen. 

Slide 9 - Tekstslide

Zoek je plek
Pak je
spullen
Deze les:

3.5 afmaken                    
61 en 62 maken
61 en 62 bespreken
67 maken

Slide 10 - Tekstslide

Maak 61 en 62
Klaar? Maak 67
Bespreking over:
timer
20:00

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden 61

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden 61
a) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht/ luchtweerstand / luchtweerstandskracht. 

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden 61
a) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht/ luchtweerstand / luchtweerstandskracht. 

b) 

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden 61
a) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht/ luchtweerstand / luchtweerstandskracht. 

b)




c) De snelheid en de versnelling van de val zijn gelijk gericht, dus versnelt de bal. 

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden 61

Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden 61
d) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht.

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden 61
d) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht.

e) 


Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden 61
d) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht.

e) 




f) De snelheid en de versnelling van de val zijn tegengesteld gericht, dus vertraagt de bal.


Slide 19 - Tekstslide

Antwoorden 61
d) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht.

e) 




f) De snelheid en de versnelling van de val zijn tegengesteld gericht, dus vertraagt de bal.



Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden 61

Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden 61
g) 0 m/s


Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden 61
g) 0 m/s

h) Als de snelheid nul is dan is de luchtweerstand ook nul.

Er werkt dan dus alleen nog de zwaartekracht op de bal.

Fz= m x g = 0,150 x 9,81 = 1,47 N

Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden 62

Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden 62

a) 
  • Fz = m · g = 1,0·10−3 × 9,81           
                         = 9,81·10−3 N

  • Fres = Fz – Fw,L
              = 9,81·10−3 − 7,2·10−3
              = 2,61·10−3 N

  • a = Fres / 
        = 2,61·10−3 / 1,0·10−3 = 2,6 m/s

Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden 62

Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden 62

  • Als de druppel op kleinere hoogte is aangekomen heeft hij langer kunnen versnellen en is de snelheid dus groter geworden. 
  • Daardoor is de luchtweerstandskracht groter geworden. 
  • Volgens Fres = Fz – Fw,L wordt de resulterende kracht dan kleiner. 
  • Volgens   a = Fres / m wordt de versnelling dan inderdaad ook kleiner.

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk: 67
Bespreking over:
timer
1:00

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide