Werken op een brede school Herhaling deel 1

Werken op een brede school
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 5

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Werken op een brede school

Slide 1 - Tekstslide

Deel A Werken op een brede school

Slide 2 - Tekstslide

Het doel: 
1. lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkelingen van kinderen kunnen benoemen
2. kinderen kunnen helpen bij de lichamelijke verzorging:
3. kinderen structuur kunnen bieden en kunnen begeleiden
4. kunnen zorgen voor veiligheid bij binnen en buiten spelen
5. informatie over kinderen kunnen presenteren 

Slide 3 - Tekstslide

Brede school

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Welke doelgroepen zie in dit filmpje?

Slide 6 - Open vraag

Wat valt er op in het filmpje?
Gebruik in je uitleg (cognitieve ontwikkeling)

Slide 7 - Open vraag

Met welke leeftijdscategorie krijg je te maken in de kinderopvang?
A
0 t/m 12 jaar
B
0 t/m 4 jaar
C
1 t/m 4 jaar
D
0 t/m 16 jaar

Slide 8 - Quizvraag

Lichamelijke ontwikkeling

Slide 9 - Woordweb

Tanden wisselen is een voorbeeld van een..
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Sociaal emotionele ontwikkeling

Slide 10 - Quizvraag

De sociale ontwikkeling: de ontwikkeling waarin je leert met andere mensen om te gaan. Daarbij hoort ook het leren omgaan met emoties van jezelf en de ander.
Emotionele ontwikkeling: het leren omgaan met emoties, met gevoelens zoals vreugde, verdriet en angst. Dit gaat vaak samen met sociale ontwikkeling. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat bedoelen we met emotionele ontwikkeling?

Slide 12 - Open vraag

De sensorische ontwikkeling: heeft te maken met de ontwikkeling van de zintuigen: kunnen zien, horen, ruiken, proeven en voelen (tast).
De motorische ontwikkeling:  de ontwikkeling die te maken heeft met de beweging van het lichaam en de controle over de ledematen..

Slide 13 - Tekstslide

Leren omgaan met verdriet valt onder de ……. ontwikkeling
A
Cognitieve
B
Sociale
C
Lichamelijke
D
Emotionele

Slide 14 - Quizvraag

Begrippen
Een kleuter: een kind in de leeftijd van 4 tot 6 jaar. De kleutertijd is de fase na de peutertijd.

Een schoolkind: een kind van 6 tot 12 jaar, na de kleuterfase en vóór de tienerfase.

Een puber of tiener:  een jongere in de levensfase tussen schoolkind en volwassene. Dit is de periode van het twaalfde tot en met het achttiende levensjaar. De puber maakt zich los van zijn ouders en wordt zelfstandiger. Pubers maken een grote lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling door. 



Slide 15 - Tekstslide

Sleep het juiste antwoord naar de juiste plek.
Baby's
Dreumesen
Peuters
Kleuter
Puber/tiener
Schoolkind
0 tot 12 maanden

kinderen van 1 tot 2 jaar, ook wel 'hummel' genoemd.
2 tot 4 jaar 
4 tot 6 jaar
12 tot 16 jaar
6 tot 12 jaar

Slide 16 - Sleepvraag

Ontwikkeling van de baby

Slide 17 - Woordweb

Begrippen
De grove motoriek: het onder controle hebben van bewegingen en spieren zodat je grote bewegingen kunt doen. Bijvoorbeeld kruipen, lopen, fietsen, hinkelen.

De fijne motoriek: het onder controle hebben van bewegingen en spieren zodat je kleine en precieze bewegingen kunt maken. Bijvoorbeeld knutselen, vouwen en schrijven. 

Een vaardigheid: iets waar je goed in bent, bijvoorbeeld goed kunnen luisteren of stofzuigen.

Slide 18 - Tekstslide


A
fijne motoriek
B
grove motoriek

Slide 19 - Quizvraag

Ontwikkeling van een peuter

Slide 20 - Woordweb

Welke motoriek zie je?
A
fijne motoriek
B
grove motoriek

Slide 21 - Quizvraag

Ontwikkeling van een kleuter

Slide 22 - Woordweb

Welke activiteiten stimuleren de fijne motoriek?

Meerdere antwoorden mogelijk.
A
verstoppertje spelen
B
tekening maken
C
voetballen
D
knippen en plakken

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Rond de 5 jaar gaat het spel over in samenwerken met een doel, zoals regels en afspraken maken bij een spel. Hoe noem je dit?
A
Coöperatief
B
Constructief
C
Parallel
D
Toekijkend

Slide 25 - Quizvraag

Ontwikkeling van een schoolkind

Slide 26 - Woordweb

Door met lego te spelen werkt het kind aan het
A
Fantasie spel
B
Imitatie spel
C
Bewegingsspel
D
Constructie spel

Slide 27 - Quizvraag

Noem 3 lichamelijke ontwikkelingen van een schoolkind

Slide 28 - Open vraag

Ontwikkeling van een puber

Slide 29 - Woordweb

Welke levensfase komt na puber?
A
Volwassene
B
Schoolkind
C
Adolescent
D
Oudere

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent representatief?

Slide 31 - Open vraag

timer
4:00
Waar denk je aan bij het kinderdagverblijf
kinderopvang?

Slide 32 - Woordweb

Kinderopvang
In de kinderopvang krijg je te maken met kinderen van 0 tot 12 jaar. 

De kinderopvang: een plek waar andere mensen dan de eigen ouders voor kinderen zorgen. Er is kinderopvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar, bijvoorbeeld in een kinderdagverblijf, op een peuterspeelzaal of bij een gastouder. Voor kinderen van 4 tot en met 12 jaar is er buitenschoolse opvang (bso)

De buitenschoolse opvang: de opvang voor kinderen in de leeftijd van 4 tot ongeveer 12 jaar. De opvang kan voor en na schooltijd gebeuren, maar ook tussen de middag, op roostervrije dagen en in vakanties. 

 

Slide 33 - Tekstslide

Begrippen
Een omgangsvorm: een manier waarop je met elkaar omgaat of hoe je anderen behandelt. Het is een gedragscode, een beleefdheidsvorm. Bijvoorbeeld de manier waarop je iemand begroet of een hand geeft. 

Pedagogisch handelen:  betekent kinderen opvoeden en verzorgen totdat zij zich ontwikkelen tot volwassenen. Daarbij horen ook normen en waarden leren en omgaan met anderen.

 Agogisch handelen: gaat het niet om kinderen, maar om volwassenen die begeleiding nodig hebben.

Slide 34 - Tekstslide

Begrippen
Preventie:  voorkomen, het opsporen en het vroegtijdig herkennen van iets. Preventie kan gericht zijn op het voorkomen van ziekten, invaliditeit, inbraak, brand enzovoort. 

Wetgeving: het geheel van wetten op een bepaald gebied. Bijvoorbeeld alle wetten die met de gezondheidszorg te maken hebben. Een wet is door de overheid vastgesteld en iedereen moet zich daaraan houden.

Bij gezondheidsrisico’s: gaat het om zaken die een gevaar kunnen opleveren voor je gezondheid, zoals: overgewicht, roken, drugs, alcohol, stress. Of voedselvergiftiging, onveilig voedsel of onveilige werksituaties.

 

Slide 35 - Tekstslide


A
grove motoriek
B
fijne motoriek

Slide 36 - Quizvraag

Welke motoriek zie je?
A
fijne motoriek
B
grove motoriek

Slide 37 - Quizvraag

Begrippen
Een takenplan:  een verdeling van taken voor een bepaalde activiteit. In een takenplan staat aangegeven wie wat doet en wanneer. 

Een tijdsplanning: een schema dat aangeeft hoeveel tijd nodig is voor bepaalde werkzaamheden.

Representatief:  dat je een goede indruk geeft. Iemand die er verzorgd uitziet en mensen vriendelijk te woord staat, noem je representatief.



 

Slide 38 - Tekstslide

Rond de 5 jaar gaat het spel over in samenwerken met een doel, zoals regels en afspraken maken bij een spel. Hoe noem je dit?
A
Coöperatief
B
Constructief
C
parallel
D
toekijkend

Slide 39 - Quizvraag

Door met lego te spelen werkt het kind aan het
A
fantasie spel
B
Imitatie spel
C
bewegingsspel
D
constructie spel

Slide 40 - Quizvraag

Wat betekent representatief?

Slide 41 - Open vraag

Begrippen
De puberteit: de levensfase waarin jongeren grote lichamelijke veranderingen doormaken. Het is de periode tussen ongeveer hun 12e en 18e jaar. 

Lichamelijke ontwikkelingen: van baby tot volwassene zie je vooral aan de groei in lengte en gewicht. Je wordt ‘groter’. Hier horen ook motorische ontwikkelingen bij: je lichaam kunnen gebruiken en bewegen en ook de ontwikkeling van de zintuigen.

De cognitieve ontwikkeling: de ontwikkeling van het verstand: het weten en kennen. De cognitieve ontwikkeling hoort bij de geestelijke ontwikkeling.
 

Slide 42 - Tekstslide

Tanden wisselen is een voorbeeld van een..
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Sociaal emotionele ontwikkeling

Slide 43 - Quizvraag

Leren omgaan met verdriet valt onder de ……. ontwikkeling
A
cognitieve
B
sociale
C
lichamelijke
D
emotionele

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Video

Welke ontwikkeling(en) zie je terug in het filmpje?

Slide 46 - Open vraag