Wat kun je altijd vóór een zelfstandig naamwoord zetten?
Slide 6 - Open vraag
Hoe noem je het groot geschreven woord? Peter IS naar huis gefietst.
A
lidwoord
B
persoonsvorm
C
gezegde
D
zelfstandig naamwoord
Slide 7 - Quizvraag
HET regent al dagen. HET is in deze zin........
A
een lidwoord
B
geen lidwoord
Slide 8 - Quizvraag
Hoeveel znw-en staan er in de zin: "Liefde maakt blind", zegt mijn zus.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 9 - Quizvraag
Hoeveel znw staan er in de zin: Op de fiets naar school tegen de wind in is soms best een zware klus.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 10 - Quizvraag
Wat is precies een (werkwoordelijk) gezegde?
Slide 11 - Open vraag
Noteer het gezegde: Ik ben vergeten je op te halen.
Slide 12 - Open vraag
Check:
lidwoord: de, het, een
zelfstandig naamwoord: mens, dier, ding, gevoel, je kunt er een lidwoord voor zetten.
Gezegde: alle werkwoorden in een zin
Persoonsvorm: verander de zin van getal of tijd en de persoonsvorm verandert mee.
Slide 13 - Tekstslide
H5 Taalverzorging:
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 14 - Tekstslide
Het bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
De trotse eigenaar van het sprookjesachtige pannenkoekenrestaurant bracht Ron en Harry twee dampende pannenkoeken belegd met zoetesneeuwwitte poedersuiker.
Slide 15 - Tekstslide
Het bijvoeglijk naamwoord
Staat meestal vóór het zelfstandig naamwoord:
De mooie jas.
De nieuwe auto.
Staat soms ná het zelfstandig naamwoord:
Die jas is echt mooi !
Die auto is nieuw.
Slide 16 - Tekstslide
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Geeft aan van wat voor materiaal iets is gemaakt.
De nylon panty.
De linnen broek.
De plastic tas.
De houten roeiboot.
De gouden medaille.
Slide 17 - Tekstslide
Hoeveel bijvoeglijke naamwoorden?
De oude rode kater keek slaperig door het open raam.