4.2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Lezen

Gezamenlijk

blz. 127 en 138

Lesplanning

Uitleg paragraaf 4.2	15 min
Opdracht mentalmaps	40 min
Maken paragraaf 4.2	20 min
(Bespreken paragraaf 4.2)	(10 min)

De werkelijkheid

Geografische Werkelijkheid

= Feitelijke eigenschappen van een plaats of gebied

- Waar is dat?

- Wat is daar?

- Hoe vaak is dat daar?

- Waar komt dat nog meer voor

Mentaal beeld

Als het beeld van een gebied of verschijnsel niet hetzelfde is als de geografische werkelijkheid, dan spreek je van een mentaal beeld

= gebaseerd op een mening of ervaring

Amerikaanse waarden

De inwoners in de VS zijn verschillend. Toch hebben ze een nationale identiteit. Dat komt door het volkslied en het vlag.

De Amerikaanse Identiteit:

- Vrijheid      - Concurrentie

- Gelijkheid        - American Dream

- Voor jezelf zorgen     -Hard werken

Vuurwapens?

In de grondwet staat dat elke Amerikaan zich mag beschermen met een wapen.

Maar heeft elke Amerikaan een wapen?

In Amerika zijn 300.000.000 wapens in omloop.

55.000.000 wapens zijn alleen in bezit van mensen.

Hoe noem je het beeld dat je hebt van een land, gebaseerd op een mening of ervaring?

1. Negatief beeld.
2. Geografische werkelijkheid.
3. Standbeeld.
4. Mentaal beeld.

Wat is geen stereotype beeld van Amerika?

1. Alle Amerikanen hebben wapens.
2. Amerikanen eten alleen hamburgers en drinken cola.
3. In Amerika rijdt iedereen in grote, dure auto's.
4. Er zijn naast hele rijke Amerikanen ook arme Amerikanen.

In welk deel van de VS wonen de meeste arme mensen?

1. In het noorden.
2. In het oosten.
3. In het zuiden.
4. In het westen.

Aan de slag

• Wat? Maak paragraaf 4.2
• Tijd? Tot het einde van de les

• Hoe?  Zachtjes overleggen
• Resultaat? Klassikaal bespreken

• Klaar? laat zien en iets voor jezelf doen

Aan de slag

• Wat? Maak zelf een mentalmap over de VS. 
• Hoe? Zoek informatie op over de verschillende staten/delen van de VS. Wat komt er voor en hoe ziet het eruit? Zijn er in dat deel steriotyperingen? Voeg dit toe aan een kaart.
• Tijd? 40 minuten

• Hoe?  Met laptop en online
• Resultaat? Klassikaal bespreken

• Klaar? Laat zien aan docent
• Ook daarmee klaar? Maak paragraaf 4.2