MYP4 vrijdag 18 oktober 2024

MYP4 iii vrijdag 18 oktober
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

MYP4 iii vrijdag 18 oktober

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud

Quiz
Formative



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

inversie

Slide 4 - Woordweb

Welke zin met inversie is goed?
A
Sinds gisteren woont Emma in het centrum.
B
In het centrum Emma woont sinds gisteren.
C
Emma in het centrum woont sinds gisteren.
D
Gisteren Emma woont in het centrum sinds.

Slide 5 - Quizvraag

In welke zin zie je inversie?
A
De bladeren vallen van de boom.
B
De fiets staat in de schuur.
C
..., terwijl ik muziek luister.
D
Met een lepel kan ik soep eten.

Slide 6 - Quizvraag

In welke zin is de inversie goed?
A
Gisteren ik moest naar de dokter.
B
Ik moest gisteren naar de dokter.
C
Gisteren moest ik naar de dokter.
D
Moest ik gisteren naar de dokter?

Slide 7 - Quizvraag

Jongeren voeren actie voor klimaat

Slide 8 - Woordweb

Ergens geen doekjes om winden.

(bij welk woord zoek je de betekenis in het woordenboek?)
A
ergens
B
doek
C
geen
D
wind

Slide 9 - Quizvraag

opinie
A
mening
B
standpunt
C
discussie
D
meting

Slide 10 - Quizvraag

spijbelen
A
lol maken op straat
B
hameren
C
niet naar school gaan

Slide 11 - Quizvraag

actievoeren
A
to take action
B
to celebrate something

Slide 12 - Quizvraag

ondernemen
A
drag to the bottom
B
to undertake

Slide 13 - Quizvraag

beleidsmakers
A
policy makers
B
politici

Slide 14 - Quizvraag

achtereenvolgens
A
successively
B
random

Slide 15 - Quizvraag

standpunt
A
fixed place
B
point of view

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Link

Persoonlijke voornaamwoorden
u
bezittelijke
wederkerende

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

Slide 21 - Video

Schrijf een eigen  troonrede


Schrijf een toespraak waarin je plannen maakt voor iets in jouw leven.
Bijvoorbeeld:
- AICS
-MYP4
...

Slide 22 - Tekstslide

Toespraak opnemen
Je gaat een van je twee toespraken opnemen.

Kies een toespraak (stelling of "troonrede").
Werk deze uit.
Laat deze door een klasgenoot opnemen.

Slide 23 - Tekstslide

De toespraak
Vooraf
Voordat je een toespraak gaat houden moet je over de volgende vragen nadenken:
1. Wie ga ik toespreken?
2. Wat is het doel van mijn toespraak?
3. Welke aanpak past bij mijn doel? 



4. beroep op normen en waarden
5. tegenstellingen
6. vergelijkingen

b. Stijlmiddelen

1. herhaling van het standpunt
2. retorische vraag
3. overdrijving
4. opsomming (climax)
5. spreekwoorden
6. sarcasme en ironie

De zakelijke aanpak (Kennis en verstand staan centraal; geschikt om mensen te overtuigen
die nog geen standpunt bepaald hebben.)
a. Soorten argumenten

1. feiten, gegevens uit onderzoek
2. oorzaak en gevolg (a veroorzaakt b)
3. doel en middel (met a bereik je b)
4. logische redeneringen (als a, dan b)

b. Stijlmiddelen

1. veel mededelende zinnen met verbindingswoorden
2. beeldspraak
3. aforismen (scherpzinnige uitspraken)
4. beschrijvingen, verhaaltjes

Slide 24 - Tekstslide

De aanpak in een betogende toespraak
In een betogende toespraak kun je kiezen voor een van de volgende strategieën. Vaak zie je
dat voor een combinatie van strategieën is gekozen.
De emotionele aanpak (Gevoel staat centraal; geschikt als je gelijkgezinden toespreekt)

Slide 25 - Tekstslide

Soorten argumenten
1. voorbeelden
2. anekdotes
3. waarnemingen
4. beroep op normen en waarden
5. tegenstellingen
6. vergelijkingen

Slide 26 - Tekstslide

Stijlmiddelen
1. herhaling van het standpunt
2. retorische vraag
3. overdrijving
4. opsomming (climax)
5. spreekwoorden
6. sarcasme en ironie

Slide 27 - Tekstslide

De zakelijke aanpak
(Kennis en verstand staan centraal; geschikt om mensen te overtuigen
die nog geen standpunt bepaald hebben.)
a. Soorten argumenten

1. feiten, gegevens uit onderzoek
2. oorzaak en gevolg (a veroorzaakt b)
3. doel en middel (met a bereik je b)
4. logische redeneringen (als a, dan b)





1. veel mededelende zinnen met verbindingswoorden
2. beeldspraak
3. aforismen (scherpzinnige uitspraken)
4. beschrijvingen, verhaaltjes

Slide 28 - Tekstslide

Stijlmiddelen
1. veel mededelende zinnen met verbindingswoorden
2. beeldspraak
3. aforismen (scherpzinnige uitspraken)
4. beschrijvingen, verhaaltjes

Slide 29 - Tekstslide

Toespraak schrijven
Je gaat zelf een toespraak houden.
Kijk naar voorgaande slides.
Minstens 300 woorden.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Slide 32 - Video

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link

Opdracht n.a.v. toespraak Grunberg
Schrijf in je eigen woorden wat Arnon Grunberg in deze toespraak zegt.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Verkoop aan je tafelgroepje iets onzinnigs 
10 minuten
Schrijf over een gum/een zakdoekje/... . Zeg waarom het fantastisch is.
5 minuten
Vertel in je groepje elkaars verhaal. Overtuig je klasgenoten hoe geweldig jouw dingetje is.

Slide 37 - Tekstslide

Zoek een goede toespraak
Zoek een goede toespraak (mag ook in het Engels zijn)
Kies in je tafelgroepje de beste toespraak

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

Klare taal
Modale werkwoorden

Slide 40 - Tekstslide