Haben, sein & werden ott

Haben, sein & werden
Leerdoel: 
tegenwoordige tijd - kennen en
kunnen toepassen

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Haben, sein & werden
Leerdoel: 
tegenwoordige tijd - kennen en
kunnen toepassen

Slide 1 - Tekstslide

Maak de juiste combinaties
sleep de werkwoorden naar het juiste persoonlijk voornaamwoord op de volgende dia's
Haben, sein & werden zijn de 3 meest voorkomende werkwoorden in alle talen.

Slide 2 - Tekstslide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 3 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 4 - Sleepvraag

Haben oder sein?
Vergiss nicht, zu konjugieren (vervoegen)!

Slide 5 - Tekstslide

............... du Zeit für mich?

Slide 6 - Open vraag

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

Slide 7 - Open vraag

.................. du müde?

Slide 8 - Open vraag

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 9 - Open vraag

Boris, wo...............du?

Slide 10 - Open vraag

.............. Sie schon wieder krank?

Slide 11 - Open vraag

Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 12 - Open vraag

.............. ihr froh, dass der Urlaub beginnt?

Slide 13 - Open vraag

Er ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen.

Slide 14 - Open vraag

Es hat geregnet. Die Straße ........ nass.

Slide 15 - Open vraag

Jetzt kommt:
werden

Slide 16 - Tekstslide

Het woordje "werden" betekent "worden" en ....................

Slide 17 - Open vraag

Het werkwoord werden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 18 - Sleepvraag

Jetzt alles zusammen
haben, sein und werden

Slide 19 - Tekstslide

Ich ............ dir die Matheaufgabe erklären.
A
habe
B
bin
C
werde

Slide 20 - Quizvraag

Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
habt
D
seid

Slide 21 - Quizvraag

Ariane ............... noch in der Schule.
A
ist
B
wird
C
hat
D
hast

Slide 22 - Quizvraag


.............. du morgen 10 oder 14 ?
A
Wirdst
B
Wirst
C
Bist
D
Hast

Slide 23 - Quizvraag

Ich warte auf Anna. Sie .......... mein Biologiebuch.
A
haben
B
ist
C
wird
D
hat

Slide 24 - Quizvraag

.............. deine Eltern geschieden?
A
Werden
B
Sind
C
Haben
D
Hat

Slide 25 - Quizvraag

Wo .............. du deine Tasche versteckt?
A
habt
B
wirst
C
bist
D
hast

Slide 26 - Quizvraag

Frau Meier, wie alt .............Sie nächste Woche?
A
sind
B
werden
C
haben
D
wirst

Slide 27 - Quizvraag

Wir .......... den Lehrer um Hilfe bitten.
A
haben
B
sein
C
werden

Slide 28 - Quizvraag

Warum ................ ihr um acht Uhr weggegangen ?

Slide 29 - Open vraag

Das Baby .............. einen schönen Namen. Nicht wahr?

Slide 30 - Open vraag

Nein, wir ............... nie zurückommen.

Slide 31 - Open vraag

............... ihr nach Hamburg gehen?

Slide 32 - Open vraag

Johanna ................ helfen wenn sie Zeit findet.

Slide 33 - Open vraag

Der Kameramann ...............ein netter Mann.

Slide 34 - Open vraag

Da ................ wir wieder mal Glück gehabt.

Slide 35 - Open vraag

Korte samenvatting
Hoe zat het ook alweer met
HABEN, SEIN und WERDEN?

Slide 36 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
haben = hebben
habe
hast
hat

haben
habt
haben
uitleg

Slide 37 - Tekstslide

sein
ich
bin
du
bist
er/ sie/ es
ist
wir
sind
ihr
seid
sie
sind
Sie
sind
sein = zijn

Let op: Werkwoord SEIN  is compleet afwijkend in al zijn vormen. Het woord SEIN komt in de tegenwoordige tijd nergens als woord voor !

Slide 38 - Tekstslide

Het werkwoord 'werden'
     ich werde
     du wirst
     er / sie / es wird
     wir werden 
     ihr werdet
     sie werden 
     Sie werden
Let op: Afwijkende vervoeging bij du, er/sie/es & bij ihr

Slide 39 - Tekstslide

Snap je nu hoe de werkwoorden
HABEN, SEIN und WERDEN werken?

Slide 40 - Poll

timer
0:30

Slide 41 - Woordweb