Adjektiv + Komparativ + Superlativ

Adjektiv, Komparativ, Superlativ
4 VWO, 26. November
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Adjektiv, Komparativ, Superlativ
4 VWO, 26. November

Slide 1 - Tekstslide

De afgelopen lessen..
- Hebben we met de uitgangen van bijvoeglijk naamwoorden gewerkt
- Hebben we met zelfstandig gebruikte bijvoeglijk naamwoorden gewerkt
- Hebben we met de trappen van vergelijking gewerkt

Samengevat: bijvoeglijk naamwoorden op heel veel manieren

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag..
Gaan we (delen van) deze kennis combineren, om te kijken hoe ver we al zijn gekomen, of wat we nog moeten oefenen.

We gaan de trappen van vergelijking bijvoeglijk gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Mevrouw, wat bedoelt u?
Kijk eens naar deze zin:
Een korter meisje geeft het snelste paard de oudste wortels.

"korter", "snelste" en "oudste" komen uit de trappen van vergelijking en zijn bijvoeglijk gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide

Dus stel dat je die zin naar het Duits wil vertalen

Een korter meisje geeft het snelste paard de oudste wortels.

Stap 1: van Adjektiv naar Komparativ/Superlativ
kort     kurz            kürzer           am kürzesten       d/d/d kürzeste
snel     schnell     schneller     am schnellsten    d/d/d schnellste
oud      alt               älter               am ältesten           d/d/d älteste

Slide 5 - Tekstslide

Dus stel dat je die zin naar het Duits wil vertalen

Een korter meisje geeft het snelste paard de oudste wortels.

Stap 1: van Adjektiv naar Komparativ/Superlativ
kort     kurz            kürzer           am kürzesten       d/d/d kürzeste
snel     schnell     schneller     am schnellsten    d/d/d schnellste
oud      alt               älter               am ältesten           d/d/d älteste

Slide 6 - Tekstslide

Een korter meisje geeft het snelste paard de oudste wortels.

Stap 2: de juiste uitgangen
Woorden die we gaan gebruiken: kürzer, schnellste, älteste

Een korter meisje geeft het snelste paard de oudste wortels.


Stap 2: de juiste uitgangen
Woorden die we gaan gebruiken: kürzer, schnellste, älteste

1. Geslacht/getal
2. Naamval
3. Voorafgaand woord

Ein kürzeres Mädchen gibt dem schnellsten Pferd die ältesten Karotten.


Slide 7 - Tekstslide

Een korter meisje geeft het snelste paard de oudste wortels.

Stap 2: de juiste uitgangen
Woorden die we gaan gebruiken: kürzer, schnellste, älteste

Een korter meisje geeft het snelste paard de oudste wortels.


Stap 2: de juiste uitgangen
Woorden die we gaan gebruiken: kürzer, schnellste, älteste

1. Geslacht/getal
2. Naamval
3. Voorafgaand woord

Ein kürzeres Mädchen gibt dem schnellsten Pferd die ältesten Karotten.


Slide 8 - Tekstslide

En nu jullie
We gaan nu drie zinnen doorlopen, waarbij jullie de juiste uitgangen invullen. Hierna bespreken we hoe jullie tot het juiste antwoord hadden moeten komen.

Slide 9 - Tekstslide

Dem __________ (grotere) Bruder gibt sie die ___________ (nieuwste) Schuhe.
A
größeren, neuste
B
großeren, neusten
C
größeren, neusten
D
größerem, neusten

Slide 10 - Quizvraag

Der ___________ (oudste) Onkel sieht seine __________ (jongste) Kusine nie.
A
ältesten, jüngsten
B
ältester, jüngsten
C
älteste, jüngeste
D
älteste, jüngste

Slide 11 - Quizvraag

Die _________ (meeste) Schüler des ___________ (ouder) Gymasiums sind sehr schlau.
A
meiste, altere
B
meisten, ältere
C
meister, alteren
D
meisten, älteren

Slide 12 - Quizvraag

Nu aan de slag met:
Maken: oefeningen 2 (Adjektivendungen) en 8 (Komparativ en Superlativ) uit jullie AB, S. 56 en 61 .

Leren voor de volgende keer: tweede bladzijde van de woordjes van L4.

Slide 13 - Tekstslide