Present perfect
1 / 40
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Word Order
at
theater.
He
works
the
Slide 2 - Sleepvraag
Word Order
timer
0:30
currently
is
there
Anna
staying
Slide 3 - Sleepvraag
Word order
he
played
the flute
yesterday
Slide 4 - Sleepvraag
Word Order
seem
incredibly
nice
people
they
Slide 5 - Sleepvraag
Word Order
my
is
movie
Harry Potter
favourite
Slide 6 - Sleepvraag
Word Order
to
now
I
have
work
Slide 7 - Sleepvraag
Word Order
to
tomorrow
they
skiing
go
want
Slide 8 - Sleepvraag
Word Order
booked
tickets
she
has
the
Slide 9 - Sleepvraag
Word order
Please choose the right word order
Wie
Doet
Wat (wie)
Waar
Wanneer
Slide 10 - Sleepvraag
Present perfect:
Hoe maak je de present perfect?
Hoe maak je de present perfect?
A
hele werkwoord + -ed. (worked)
B
shit rule= hele ww+ -s
C
am/are/is +
hele werkwoord + -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (helped, found)
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
She ___ visited Paris twice this year.
A
has
B
having
C
had
D
have
Slide 13 - Quizvraag
They ___ completed their homework already.
A
had
B
have
C
having
D
has
Slide 14 - Quizvraag
He ___ eaten lunch before class.
A
has
B
having
C
have
D
had
Slide 15 - Quizvraag
I ___ seen that movie before.
A
has
B
having
C
have
D
had
Slide 16 - Quizvraag
The team ___ won the championship!
A
have
B
had
C
having
D
has
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Is 'finish' regelmatig of onregelmatig
A
Onregelmatig
B
Regelmatig
Slide 19 - Quizvraag
Is 'swim' een regelmatig of onregelmatig werkwoord?
A
Onregelmatig
B
Regelmatig
Slide 20 - Quizvraag
Is "to walk" regelmatig of onregelmatig
A
Regelmatig
B
Onregelmatig
Slide 21 - Quizvraag
Is "to go" regelmatig of onregelmatig
A
Regelmatig
B
Onregelmatig
Slide 22 - Quizvraag
Is 'play' regelmatig of onregelmatig?
A
regelmatig
B
Onregelmatig
Slide 23 - Quizvraag
Is "to write" regelmatig of onregelmatig?
A
Regelmatig
B
Onregelmatig
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
voltooid deelwoord van see
Slide 26 - Open vraag
Voltooid deelwoord van:
SWIM
SWIM
Slide 27 - Open vraag
Voltooid deelwoord van: do
Slide 28 - Open vraag
Voltooid deelwoord van:
FALL
FALL
Slide 29 - Open vraag
past participle of walk
Slide 30 - Open vraag
Slide 31 - Tekstslide
Maak present perfect:
I - walk
I - walk
Slide 32 - Open vraag
He - laugh
Slide 33 - Open vraag
They - smile
Slide 34 - Open vraag
I - break
Slide 35 - Open vraag
We - drive
Slide 36 - Open vraag
She - run
Slide 37 - Open vraag
Hoe maak je de present perfect?
Slide 38 - Open vraag
Wat is de juiste woordvolgorde?
