In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Telefoon in je tas (de hele les!)
Op tafel:
Leesboek
Lesboek + schrift
Chromebook
Kauwgum in de prullenbak
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Cursus 5 - §6
Persoonlijk en bezittelijk vnw
Slide 2 - Tekstslide
Doelen
Aan het einde van de les:
- Weet je wat voornaamwoorden zijn;
- Weet je wat een persoonlijk voornaamwoord is;
- Weet je wat een bezittelijk voornaamwoord is.
Slide 3 - Tekstslide
Voornaamwoorden
Voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar personen, dieren en dingen.
We leren vandaag twee verschillende:
- Persoonlijk voornaamwoord
- Bezittelijk voornaamwoord
Slide 4 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
Een persoonlijk voornaamwoord duidt een persoon, dier of ding aan.
Ze gaat naar de tandarts.
Hij is nogal lui.
Zij zijn een dagje bij ons.
Deze vulpen is van mij.
Slide 5 - Tekstslide
Het persoonlijk voornaamwoord
ik, mij, me
jij, je, jou
hij, hem
zij, haar
u
het
Het persoonlijk voornaamwoord
wij, we, ons
jullie
zij, ze
hen, hun
Slide 6 - Tekstslide
Maak een zin met het persoonlijk voornaamwoord: jullie
Slide 7 - Open vraag
Let op!
Het woordje 'het' is een persoonlijk voornaamwoord als het niet voor een zn staat, maar zelfstandig in de zin voorkomt. Het is dan een ding of zaak (iets).
Ik geef het cadeau aan haar.
Ik geef het aan haar.
In de tweede zin is het een persoonlijk voornaamwoord, het is dan iets, het is een apart zinsdeel en er staat geen lw achter.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin: Ik kijk televisie met mijn broertje.
A
ik
B
mijn
C
televisie
D
broertje
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin: Zij geeft mij altijd complimentjes.
A
zij
B
mij
C
zij en mij
D
altijd
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin: Ik geef het op.
A
ik
B
het
C
ik en het
D
op
Slide 11 - Quizvraag
Is 'het' een lidwoord of een persoonlijk voornaamwoord in de volgende zin: Ik wacht het nog even af.
A
lidwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
geen van beide
D
allebei
Slide 12 - Quizvraag
Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)
Een persoonlijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is (bezit)
Haar moeder.
Jouw nieuwe tas.
Onze vrienden.
Dit is mijn vulpen.
Slide 13 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
mijn
jouw, je
zijn
haar
uw
Het bezittelijk voornaamwoord
onze, ons
jullie
hun
Slide 14 - Tekstslide
Maak een zin met het bez.vnw: ons
Slide 15 - Open vraag
Let op!
Bij de woorden 'hun' , 'jullie' en 'ons' moet je goed kijken of het persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord is.
Ik geef hun een cadeau. pers.vnw
Het is namelijk hun jubileum. bez.vnw
Wie wil ons huis kopen?
Zij willen het huis van ons overnemen.
Slide 16 - Tekstslide
Is 'ons' persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord: Zij kijkt ons indringend aan.
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei
Slide 17 - Quizvraag
Is 'ons' persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord: Ons idee is om een taart te bakken.