Uitleg Formuleren 0: De standaardfoutenlijst

Uitleg formuleren 0: de standaardfoutenlijst
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Uitleg formuleren 0: de standaardfoutenlijst

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel: ik weet welke formuleringsfouten vaak gemaakt worden

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg opdracht 
- Elk tweetal onderzoekt één formuleringsfout die ik uitdeel
- Zoek via Google naar uitleg over de fout, bijvoorbeeld in de E-ANS of op Taaladvies.net 
- Je bereidt in tweetallen een presentatie voor waarin je uitleg geeft over de stijlfout + twee voorbeeldzinnen (niet uit het boek!)
- Elk tweetal maakt een dia in deze Lessonup waarin de uitleg beknopt wordt weergegeven en de voorbeeldzinnen genoteerd staan; zo maken jullie je eigen samenvatting!

Slide 3 - Tekstslide

Onjuiste herhaling
Twee of meer keer wordt hetzelfde woord onterecht herhaald.
voorbeelden:
Ik heb geen geld, maar ik heb er OOK geen tijd voor OOK.
Aan dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik een hekel aan.

Slide 4 - Tekstslide

Tautologie
tautologie = benadrukken van een woord met een ander woord dat ongeveer hetzelfde betekenis heeft (synoniem), het is dezelfde woordsoort
- opgeruimd staat netjes
- voor eeuwig en altijd

Slide 5 - Tekstslide

Pleonasme
pleonasme is woordgroep bestaande uit een hoofdwoord en bijvoegende woorden. Vaak is pleonasme een bijvoegelijk naamwoord of bijwoord dat iets toevoegd aan het zelfstandig naamwoord al in zich draagt zoals: het hoekig vierkant.

Slide 6 - Tekstslide

Contaminatie
een contaminatie is een samenstelling van twee of meer verwarde woorden waardoor er een verkeerd nieuw woord ontstaat. 

hij wilde zijn leesautobiografie overnieuw doen.
overnieuw is een contaminatie van overdoen en opnieuw.

hij zou door de war zijn.
door de war zijn is een contaminatie van in de war zijn en door elkaar halen.


Slide 7 - Tekstslide

Dubbele ontkenning
- Een zin waarin 2 ontkenningen staan en de 2e ontkenning wordt gebruikt om de ontkenning te versterken.

Voorbeeldzinnen :
Ik maak nooit geen fouten
In dit café zie je nooit niemand
  

Slide 8 - Tekstslide

Onjuist verwijswoord
verwijswoorden verwijzen terug naar een eerdergenoemd woord het woord of woordgroep waarnaar een verwijswoord terug verwijst -> antecedent 
om te bepalen welk verwijswoord je moet bepalen moet je het antecedent vinden, vervolgens kun je met het schema in je boek bepalen welk verwijsw. je moet gebruiken
voorbeeld: het comite voor de viering van bevrijdingsdag heeft zijn beslissing over het doorgaan een week uitgesteld

Slide 9 - Tekstslide

Onduidelijk verwijzen
Je hebt te maken met onduidelijk verwijzen wanneer je een verwijswoord in de tekst hebt, maar waar niet duidelijk is naar welk woord het in de tekst verwijst.

Slide 10 - Tekstslide

Incongruentie
je hebt incongurentie als de persoonsvoorm en onderwerp niet allebei in enkelvoud of meervoud staan.

ik voetballen graag. 
hun ga weg. 

Slide 11 - Tekstslide

dat/als-constructie
na "dat"kan geen "als" staan 
na ''als kan geen ''dat'' staan

ik denk, dat als de minister vindt dat  er te veel geweld op tv is, dat hij dan maatregelen moet nemen


Slide 12 - Tekstslide

foutieve samentrekking
Een foutieve samentrekking krijg je als je een woord weglaat dat niet weggelaten mag worden.
- Hij heeft een diploma en daar hard voor gewerkt.
-Schaatsen is gezond en doe ik regelmatig.

Slide 13 - Tekstslide

foutieve beknopte bijzin
het onderwerp van de beknopte bijzin klopt niet met het onderwerp van de hoofdzin.
1 terwijl hij naar de overkant liep, werd hij bijna aangereden
2 het vlees dat in roomboter is gebraden, smaakt hem erg goed.
verschil=
1 lopend naar de overkant reed de auto hem bijna aan.
2 in roomboter gebraden eet hij het vlees met smaak op.

Slide 14 - Tekstslide

Losstaand zinsgedeelte
het is losgezet van de hoofdzin


ik heb een onvoldoende gehaald, waardoor ik nu een vijf sta

Slide 15 - Tekstslide

Zinnen ten oprechte samenvoegen
Als een zin onjuist is begrenst, staat er punt op een plaats waar deze niet hoort te staan. De punt kan te vroeg zijn geplaatst, maar ook te laat:
Fout: Ik ga naar huis.Omdat ik moe ben.
Goed: ga naar huis, omdat ik moe ben.

Slide 16 - Tekstslide