THBRH periode 2 les 4

Activiteiten organiseren
Blz 69 t/tm 80
opdracht 2-3-4
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Activiteiten organiseren
Blz 69 t/tm 80
opdracht 2-3-4

Slide 1 - Tekstslide

Heb je je boek bij je?
natuurlijk
oeps vergeten
moesten we een boek meenemen?

Slide 2 - Poll

PPD: Wat vul je in bij Praatje

Slide 3 - Open vraag

Wat vul je in bij Plaatje?

Slide 4 - Open vraag

Wat vul je in bij Daadje?

Slide 5 - Open vraag

Activiteiten organiseren
Veel verschillende activiteiten: 
Aard van de activiteit
  • sport- en spelactiviteiten
  • creatieve activiteiten
  • informatieve activiteiten
  • entertainmentactiviteiten
  • evenementen.

Slide 6 - Tekstslide

Basis van tijdsduur en omvang:
  • kort of lang duren
  • bestaan uit een enkele activiteit of meerdere activiteiten
  • zich afspelen op één plaats of op meerdere plaatsten
  • bedoeld zijn voor een enkele groep of meerdere groepen
  • bedoeld zijn voor een kleine groep of een grote groep mensen.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden
eenmalige, kortdurende activiteiten:
uurtje voetbal, spel in het zwembad 
eenmalige, langdurige activiteiten:
tennistoernooi, fietstocht
meerdaagse activiteiten:
een wandeltocht van hut naar hut 

Slide 8 - Tekstslide

een uurtje bowlen met de familie
A
eenmalige, kortdurende activiteit
B
eenmalige, langdurige activiteit
C
meerdaagse activiteit

Slide 9 - Quizvraag

De wandelvierdaagse
A
eenmalige, kortdurende activiteiten
B
eenmalige, langdurige activiteiten
C
meerdaagse activiteiten

Slide 10 - Quizvraag

Een waterpolo toernooi in het zwembad
A
eenmalige, kortdurende activiteit
B
eenmalige, langdurige activiteit
C
meerdaagse activiteit

Slide 11 - Quizvraag

Sportdag voor een basisschool
A
eenmalige, kortdurende activiteit
B
eenmalige, langdurige activiteit
C
meerdaagse activiteit

Slide 12 - Quizvraag

Een goede organisatie
  • veilig: kies een organisatie die de kans op ongelukken en blessures zo klein mogelijk maakt.
  • plezierig: je sporters of gasten hebben plezier en jij ook.
  • actief: er is voldoende mogelijkheid om actief mee te doen.
  • doelgericht: je kiest een organisatie die past bij het doel dat je wilt bereiken.

Slide 13 - Tekstslide

Wat kan er gebeuren als je iets niet goed organiseert?

Slide 14 - Woordweb

Opdracht 2 samen
Lees eerst de opdracht goed door voordat je naar het filmpje gaat kijken.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Zelf aan de slag

blz 69 t/m 80 opdracht 2-3-4

Slide 17 - Tekstslide