Maak 4.1 opgaven 1 t/m 6, 8 a&b, 9
De eerste 5 minuten beantwoord ik geen vragen. (zie 4.1 als je iets niet weet)
Je hebt 20 minuten de tijd.
Je mag zachtjes overleggen met de persoon die naast je zit.
Je bent bezig met de opgaven.
Niet je spullen opruimen als je klaar bent.