1.4 Nigeria in de wereldeconomie

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welk begrip hoort er bij: Tropisch klimaat met een droge periode van enkele maanden.

Slide 2 - Woordweb

In Nigeria is de levensverwachting niet zo hoog als in veel westerse landen.

Waaraan sterven de meeste mensen in Nigeria?
A
aan armoede-gerelateerde ziekten
B
aan monocultuur
C
aan te weinig beweging
D
aan welvaartsziekten

Slide 3 - Quizvraag

Nigeria ligt in ...
A
Zuid-Amerika
B
Azië
C
Afrika
D
Europa

Slide 4 - Quizvraag

De *artsendichtheid in Nigeria is


A
laag
B
hoog
C
gemiddeld

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de hoofdstad van Nigeria?
A
Lagos
B
Port Harcour
C
Porto Novo
D
Abuja

Slide 6 - Quizvraag

Nigeria was een kolonie van
A
Nederland
B
Engeland
C
Portugal
D
Spanje

Slide 7 - Quizvraag

Nigeria heeft veel natuurlijke hulpbronnen. Dit is geen natuurlijke hulpbron van Nigeria
A
Aardolie
B
Goud
C
IJzererts
D
Bauxiet

Slide 8 - Quizvraag

Wat is geen buurland van Nigeria?
A
Namibië
B
Benin
C
Kameroen
D
Niger

Slide 9 - Quizvraag

De levensverwachting in Nigeria is:
A
Hoog
B
Laag
C
Gemiddeld

Slide 10 - Quizvraag

In het zuiden van Nigeria vindt je een....
A
Tropisch regenwoud klimaat
B
Steppe Klimaat
C
Savanneklimaat
D
Woestijnklimaat

Slide 11 - Quizvraag

Hoe is de bevolkingsspreiding in Nigeria?
A
Gelijk verdeeld
B
Ongelijk verdeeld

Slide 12 - Quizvraag

Nigeria: In de Nigeria Delta vinden we aardolie en gaswinning, wie profiteren hiervan?
A
Shell
B
Nigeriaanse overheid
C
Nigeriaanse bevolking
D
Buurlanden

Slide 13 - Quizvraag

Nigeria is een multicultureel land.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste exportproduct van Nigeria?
A
Cacao
B
Rietsuiker
C
Aardolie
D
Rubber

Slide 15 - Quizvraag

Nigeria ligt in ......
A
Noord-Afrika
B
Oost-Afrika
C
Zuid-Afrika
D
West-Afrika

Slide 16 - Quizvraag

Nigeria heeft .....
A
0 tot 20 miljoen inwoners
B
20 tot 100 miljoen inwoners
C
100 tot 200 miljoen inwoners
D
200 miljoen + inwoners

Slide 17 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden uit wat de cirkel van armoede is?

Slide 18 - Open vraag

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving: Het omkopen van mensen of het verduisteren van geld.

Slide 19 - Woordweb

Wat gaan we vandaag leren?
De wereld buiten Nigeria heeft ook invloed op armoede en honger in Nigeria. Daarin speelt de wereldhandel een belangrijke rol.

Leerdoel: Hoe beïnvloedt de internationale handel de armoede in Nigeria?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Stelling: Vrije wereldhandel is een kans geweest voor Nigeria om op te bloeien
A
Hier ben ik het mee eens
B
Hier ben ik het niet mee eens

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het voordeel van handelsbelemmeringen voor Nigeria?
A
Ze kunnen meer producten uit het buitenland kopen.
B
Nigeria mag alleen in eigen land handelen.
C
De Nigeriaanse producten worden beschermd door invoerbelasting
D
Nigeria mag alleen in het buitenland handelen.

Slide 23 - Quizvraag

De meeste arme boeren in Nigeria verbouwen vooral (1) handelsgewassen / voedselgewassen.
Vaak durven ze niet over te schakelen op commerciële landbouw uit vrees voor de (2) exportsubsidies / importsubsidies van de rijke landen.

Wat hoort bij de cijfers 1 en 2 te staan?
A
1. handelsgewassen, 2. exportsubsidies
B
1. handelsgewassen, 2. importsubsidies
C
1. voedselgewassen, 2. exportsubsidies
D
1. voedselgewassen, 2. importsubsidies.

Slide 24 - Quizvraag

wat is geen nadeel van vrije wereldhandel?
A
veel concurrentie
B
schommelende prijzen
C
vrije export
D
goedkope import

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Hoe noem je overschotten verkopen voor een lage prijs?
A
Uitverkoop
B
Bonus
C
Dumping
D
Goedkoop

Slide 29 - Quizvraag

Een nadeel van dumping is
A
de bevolking kan de voorraden bijna nooit bereiken
B
de eigen boeren komen hun producten niet meer kwijt en hebben geen inkomsten meer
C
dat de bevolking te veel voedsel krijgt
D
dat de boeren goed kunnen concurreren en meer geld verdienen

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Ontwikkelingshulp is?
A
Hulp die bij een ramp wordt gegeven.
B
Samenwerking waarbij arme en rijke landen samen werken
C
Geld sturen naar arme landen
D
Hulp van de rijke landen aan de arme landen

Slide 32 - Quizvraag

Als je ontwikkelingshulp bied, ben je een..
A
arm land
B
rijk land

Slide 33 - Quizvraag

Succescriteria
  • Je kunt uitleggen waarom Nigeria de reus van Afrika wordt genoemd.
  • Je kunt uitleggen waarom je Nigeria ook niet als reus van Afrika kunt zien.
  • Je kunt op een topografische kaart de belangrijkste steden, rivieren en zeeën van Nigeria benoemen.
  • Je kunt de regionale verschillen in bnp per inwoner in Nigeria beschrijven en verklaren.
  • Je kunt vertellen welke godsdiensten de Nigerianen hebben.
  • Je kunt de verschillende klimaten in Nigeria beschrijven.
  • Je kunt met de klimaten uitleggen welke gebieden in Nigeria geschikt en minder geschikt zijn voor de landbouw.
  • Je kunt met de klimaten uitleggen waar in Nigeria welke gewassen verbouwd kunnen worden.

Slide 34 - Tekstslide

Begrippen
Dumping                                                         Het voor een lage prijs op de wereldmarkt verkopen van geproduceerde overschotten.
Structurele ontwikkelingshulp                        Steun die landen van andere landen en hulporganisaties krijgen om de 
                                                                         levensomstandigheden in hun land te verbeteren.
Verdringing van de eigen voedselproductie   Verdwijnen van de eigen voedselproductie in een land, omdat geïmporteerd voedsel                                                                                    goedkoper is of omdat de grond wordt gebruikt voor de productie van handelsgewassen.
Vrije handel                                                    Systeem waarin landen handel met elkaar drijven, zonder dat ze elkaar daarbij 
                                                                        belemmeren.

Slide 35 - Tekstslide

Aan de slag
Je mag aan de slag met de opdrachten van §1.4 in Learnbeat

Slide 36 - Tekstslide