3.4 Een beter beeld met indexcijfers GT/TH

Welkom!
Pak je boek, etui en rekenmachine
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je boek, etui en rekenmachine

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 - De winkel in
3.1 Winkelen
3.1 Winkelen
3.3 Kijk op cijfers
3.5 Een kijkje achter de schermen
3.4 Een beter beeld met indexcijfers
3.2 Tel uit je winst
3.6 Groen winkelen

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 - De winkel in
3.1 Winkelen
Korte herhaling 3.3
Paragraaf 3.4: een beter beeld met indexcijfers
Leerdoel: begrijpen wat een indexcijfer is en hoe je hiermee kunt rekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Omzet - inkoopwaarde =
A
brutowinst
B
nettowinst
C
bedrijfskosten
D
verlies

Slide 4 - Quizvraag

Brutowinst - bedrijfskosten =
A
brutowinst
B
nettowinst
C
inkoopwaarde
D
omzet

Slide 5 - Quizvraag

nettowinst + bedrijfskosten=
A
brutowinst
B
bedrijfskosten
C
omzet
D
ik weet het niet

Slide 6 - Quizvraag

Stamp in je hoofd/zeg 100x op...
Omzet
Inkoopwaarde van de omzet  -
Brutowinst                                      =
Bedrijfskosten                               -
Nettowinst                                      =
... plak dit op je slaapkamerdeur
of maak er een liedje van... wat voor jou werkt!

Slide 7 - Tekstslide

Niels heeft een electronicazaak. Zijn omzet in 2023 was € 275.000. Zijn brutowinst was € 75.000. Wat is de brutowinst in procenten van zijn omzet? Rond af op een heel getal.

Slide 8 - Open vraag

De omzet in 2023 was € 275.000 en de brutowinst was € 75.000. De inkoopwaarde was dus
€ 200.000. Wat is de brutowinst in procenten van de inkoopwaarde? Rond af op een heel getal.

Slide 9 - Open vraag

De omzet was in dec 2022 € 20.000. Een jaar later was de omzet € 23.500. Met hoeveel procent is de omzet gestegen? (Rond af op een heel getal)

Slide 10 - Open vraag

Tessa heeft een kledingzaak en wil 90% brutowinst op de inkoopwaarde maken. Ze heeft een jasje ingekocht voor € 15. Voor welke prijs wil ze hem verkopen? Er komt ook 21% BTW bij!
A
€ 18,15
B
€ 28,50
C
€ 30,23
D
€ 34,49

Slide 11 - Quizvraag

3.4 Een beter beeld met indexcijfers (blz 84)

Slide 12 - Tekstslide

Indexcijfer
Een getal dat aangeeft met hoeveel procent dit getal verschilt van het getal in het basisjaar.

Slide 13 - Tekstslide

Basisjaar
• moet niet te ver in het verleden liggen;
• moet een vrij normaal jaar zijn, dat niet te veel afwijkt van de jaren ervoor en erna.
  • heeft als indexcijfer altijd 100

Slide 14 - Tekstslide

Formule indexcijfer
Het basisjaar heeft het indexcijfer 100.

Formule indexcijfer: 
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

Een indexcijfer rond je meestal af op een heel getal.

Slide 15 - Tekstslide

Hoeveel procent waren de huizen in het jaar 2000 goedkoper dan het basisjaar 2010?
Stap 1: Bepaal het basisjaar.
Het basisjaar is 2010. Het indexcijfer is dan automatisch 100.
Stap 2: Zoek de waarde van het nieuwe indexcijfer op. Dat is 71,1.
Stap 3: Bereken het verschil tussen het nieuwe indexcijfer en het basisjaar.
Het verschil is 71,1 – 100 = –28,9.

Slide 16 - Tekstslide

Consumentenprijsindex
- Consumentenprijsindex (CPI) Hiermee wordt de gemiddelde prijsontwikkeling in Nederland aan de hand van een indexcijfer aangegeven.
- Je gaat de uitgaven van een gemiddeld gezin in een jaar vergelijken met het basisjaar.

Voedingsmiddelen, huurkosten, energiekosten. 

Slide 17 - Tekstslide

consumentenprijsindex

Slide 18 - Tekstslide

Nu jij
Paragraaf 3.4
maken toepassingsvragen
+ rekentrainer

Slide 19 - Tekstslide