Oefeningen debatteren

Debatteren

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Debatteren

Slide 1 - Tekstslide

Tijdens de debatlessen leer je: 
  • argumenten herkennen
  • te argumenteren
  • te presenteren
  • bewust te worden van je stem en houding
  • wat debatteren is. 

Slide 2 - Tekstslide

 Introductie 
Wat is het verschil tussen een debat en een discussie?

Waarom debatteren we op school?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een debat?

Slide 4 - Woordweb

Wat is een debat?
  • Een discussie met regels
  • Er is 1 specifiek onderwerp, dat vastligt.
  • De groep wordt verdeeld in voorstanders en tegenstanders
  • Er zijn spelregels (zoals de spreektijd).
  • Je overtuigt niet elkaar maar een derde partij. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat leer je door te debatteren?

Slide 6 - Woordweb

Waarom leer je debatteren?
  • Je leert voor een groep te spreken
  • Je leert te luisteren
  • Je leert te argumenteren

Slide 7 - Tekstslide

Debatoefening: ABC
Doel: non-verbale communicatie trainen.

Opdracht: Elke leerling zegt het alfabet op. Je krijgt een emotie om over te dragen terwijl je het opzegt. De anderen raden na afloop welke dat was. 

Slide 8 - Tekstslide

Debatoefening: woordwinnaar
Doel: snel associëren en verbanden leggen.

Opdracht: Je krijgt een briefje met drie willekeurige woorden. Vertel een kort verhaal waarin de drie woorden voorkomen, zonder dat de anderen kunnen raden welke dit waren. Je krijgt voorbereidingstijd. Kunnen de anderen na afloop raden welke woorden dit waren?

Slide 9 - Tekstslide

Debatoefening: 
Overtuig de meerderheid van het publiek dat jij een grote zak met geld moet krijgen!

Er is goed nieuws: er is een grote zak met geld beschikbaar! Er is echter wel een maar: de zak met geld wordt gegeven aan slechts groep. De rest gaat dus met helemaal niks naar huis!

Slide 10 - Tekstslide

argumenteren en reageren
Wat zijn argumenten?
Wat is het AUB-model?
Hoe reageer je met een tegenargument?

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een argument?

Slide 12 - Woordweb

Wat zijn argumenten?
Argumenten zijn de redenen en uitleg die een standpunt aannemelijk kunnen maken. 

Alle argumenten moeten zorgvuldig worden uitgelegd voor de jury en het publiek

Slide 13 - Tekstslide

Argumenteren: het AUB-model

Slide 14 - Tekstslide

De stelling is: 
Kinderen moeten vaker pauze krijgen op school. 
Dan werkt het AUB-model als volgt: 
Ons eerste argument is dat meer pauze voor kinderen gezonder is (argument). Het probleem is namelijk dat kinderen nu veel te weinig bewegen en als ze meer pauze hebben, kunnen ze vaker buiten zijn (uitleg). Wanneer je bijvoorbeeld elke pauze lekker gaat voetballen, dan sport je gelijk elke dag een beetje (voorbeeld). 

Slide 15 - Tekstslide

Reageren op de ander
  1. Aanwijzen: geef aan op welk argument je gaat reageren. 
  2. Samenvatten: vat in een zin het argument van de tegenstander samen: je hebt goed geluisterd. 
  3. Reageren: leg uit waarom dat argument niet klopt. 
  4. Concluderen: concludeer dat het dus niet klopt.  

Slide 16 - Tekstslide

Debatoefening: STOP! Waarom?
Doel: leren argumenteren en een standpunt onderbouwen.
Opdracht: Elke leerling krijgt een stelling. Je hebt de taak om een argument voor die stelling te geven. Als hij iets zegt zonder dat hij het voldoende heeft onderbouwd, mag iemand in de groep STOP roepen en dan 'waarom?' vragen. 
De waaromvraag dwingt je om je standpunt verder te onderbouwen (denk aan AUB). 

Slide 17 - Tekstslide

oefenen met debatteren

Slide 18 - Tekstslide

Debatoefening: kettingdebat
Doel: bedenken van argumenten en snel reageren op elkaar.

Opdracht: de groep wordt verdeeld in tweeën. Jullie krijgen een stelling. De ene groep is voor en de andere groep is tegen. Om en om komen voor -en tegenstanders aan de beurt. De eerste voorstander begint met een argument. Dan reageert een tegenstander, etc.  

Slide 19 - Tekstslide

Debatoefening: ballondebat
Doel: basis van het debat begrijpen. 
Opdracht: Er zijn vijf vrijwilligers nodig. Zij bedenken welke BN'er zij zijn. Deze vijf BN’ers maken gezamenlijk een ballonvlucht. Het is een heerlijke dag en iedereen geniet van het uitzicht. Maar dan gaat het helemaal mis! De ballon dreigt tegen de plaatselijke kerk aan te vliegen! Om snel op te stijgen moeten twee BN’ers overboord worden gegooid.


Slide 20 - Tekstslide

Rondes
Ronde 1: elke inzittende geeft een speech van 1 minuut waarom hij in de ballon mag blijven. Twee gaan eruit!
Publiek bepaalt. 

Ronde 2: De inzittenden geven een speech waarom de andere twee niet in de ballon mogen blijven. De winnaar blijft over. 
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide