Voorbereiding PTA H1 t/m H3

Voorbereiding PTA H1 t/m H3
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding PTA H1 t/m H3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inspringmoment
Het moment waarop je de klant aanspreekt = inspringmoment.
Wat is een goed inspringmoment?
  • De klant kijkt zoekend om zich heen.
  • De klant heeft al een paar keer een artikel gepakt en weer teruggezet.
  • De klant probeert een artikel te pakken, maar kan er niet goed bij.

     Het eerste contact met de klant is belangrijk. 
     Hiermee stel je de klant op zijn gemak.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopsysteem
Het verkoopsysteem geeft aan op welke manier de artikelen in een winkel worden verkocht.


Zelfbediening             Bediening                Zelfkeuze

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten kennis over producten
  1. Praktische productkennis
  2. Technische productkennis
  3. Commerciële productkennis

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productkennis 
  1. Praktische productkennis 
    Hoe gebruik je het product 
  2. Commerciële productkennis 
    welke artikelen kun je erbij verkopen 
  3. Technische productkennis 
    Van welke grondstoffen is het product gemaakt. 
kennis hebben van de producten die je verkoopt 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopgesprek

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbale en non-verbale communicatie


Verbale communicatie = Met woorden
non-verbale communicatie = Zonder woorden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gesloten vragen
Op een gesloten vraag kun je alleen ja of nee antwoorden!

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open vraag
Open vragen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De controlevraag
Vóór je het gesprek afsluit, stel je nog een controlevraag
Controlevraag = Vraag om te controleren of je de ander goed hebt begrepen.

Voorbeelden van controlevragen:
“Weet u nu voldoende over de verschillende tenten die we verhuren?”
“Dus we kunnen de bestelling volgende week vrijdag verwachten?”
“Kan ik u nog ergens mee helpen?”

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koopgedrag
  • Rationeel koopgedrag: Kopen waar ze goed over hebben nagedacht.


  • Emotioneel koopgedrag:  Iets kopen op gevoel. Aandenken aan een leuke vakantie of familielid. 


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Follow-up artikelen
 Het is een artikel dat nodig is om het hoofdartikel te kunnen gebruiken.

Denk aan een opzetborstel bij een elektrische tandenborstel
of koffiefilters die nodig zijn bij een koffiezetapparaat.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LSD


  • Luisteren
  • Doorvragen
  • Samenvatten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten geld
- Briefgeld
- Muntgeld
- Digitaal geld

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kassa met plu code
  • Voor artikelen zonder barcode is er een PLU-code.
  • Dit is een afkorting voor; Price Look-Up
  • Je voert het nummer in en de kassa weet welk artikel dit is.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beveiliging verwijderen
Om winkeldiefstal te voorkomen, zijn sommige artikelen beveiligd.

Voorbeelden: elektronica en kleding. 
Om ervoor te zorgen dat klanten zonder piep door de poortjes naar buitengaan, haal je bij kassa de beveiliging eraf.

Hoe je de beveiliging verwijdert, is verschillend:
  • Plastic tags of boxen haal je van kleding of elektronica af. Die tags en boxen gebruik je weer bij andere artikelen.
  • Beveiliging door een code (vaak onzichtbaar) haal je eraf door het artikel over een plaat te halen bij de kassa. Deze plaat noem je deactiveerplaat.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plaatsvervangende verkoop 
Als een klant in de winkel is kun je hem/haar naast het gewenste artikel ook nog andere artikelen proberen te verkopen. 

Plaatsvervangende verkoop: verkoop van artikelen die je verkoopt in plaats van het gewenste artikel,  bijv. omdat het gewenste artikel uitverkocht is


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Digitaal geld
De klant rekent digitaal geld af door een betaalpas, mobiele telefoon of wearable (smartwatch, ring, horloge, armband of sleutelhanger)
te gebruiken.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kortingsbonnen

bon waarmee de klant korting krijgt op een bepaald artikel
Waardebonnen

bon waarmee de klant een bepaald bedrag (de waarde) kan uitgeven in de winkel

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

IMPULSAANKOPEN
impulsaankoop = kopen zonder er bij na te denken of je het ook wel nodig hebt. Vaak kort durend gevoel van blijdschap bij aanschaffen van product. 


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijverkoop
Bijverkoop is het aanbieden van extra producten of diensten aan de klant bij het afsluiten van een verkoop.

Slide 21 - Tekstslide

Leg uit wat bijverkoop is en geef voorbeelden. Bespreek de voordelen van bijverkoop voor zowel de klant als de verkoper.
1. Loyaliteitsprogramma's
Loyaliteitsprogramma's zijn programma's gericht op het opbouwen van een duurzame relatie met vaste klanten. 

Het doel is herhalingsaankopen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koopmotief
Een klant die geen gerichte koopwens heeft weet niet precies wat hij wil kopen. Hij heeft wel een koopmotief. 
Een koopmotief is een reden om iets te kopen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afromen
Afromen  = het teveel aan geld uit de kassa halen. 
 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

veilig online betalen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Streepjescode
  • De streepjescode geeft informatie over het land waar het product is gemaakt, over de fabrikant en over het soort artikel.
  • In de winkel of aan de kassa scan je de streepjescode en zie je de prijs. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veiligheidsvoorschriften

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controleren en afsluiten
  • Je roomt nog een keer af.
  • Je kijkt bij de kassa of je niets vergeet om in de geldla te doen. Denk aan een bonnetje of een muntje dat per ongeluk op de grond viel.
  • Je meldt je daarna af bij de kassa. Dat betekent dat niemand meer iets kan aanpassen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kasverschillen voorkomen
Kasverschil =verschil tussen het totale bedrag van alle aankopen en het geld dat in de kassa zit.

Voorbeeld:
Klanten hebben voor € 1000 aan artikelen gekocht.
Er zit € 380 contant geld in de geldla.
Er is voor € 600 gepind.

Is er een kasverschil? Ja, want in plaats van € 1000 zit er 380 + 600 = € 980 in de geldla. Er is dus een kasverschil van € 20. Dat betekent dat de winkel dit geld mist. Het is derving.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies