Spelling: lastige gevallen

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Vul de juiste werkwoordsvorm in.
_______(raden) eens wat dit ________(worden). Of ________(vinden) je dat ik te onduidelijk teken?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Vul in:
Jan _______(vertellen) al dagen dat hij de rekening wel _______(betalen), maar tot nu toe _______(gebeuren) er niets en is er nog niets ________(betalen).

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Gister ________((in)storten) enkele gebouwen in waardoor het stadsverkeer lang moest ________(wachten) op een omleiding terwijl iedereen het aan zag komen en het gevaar al lang ___________(vermoeden).

Slide 9 - Open vraag

Kees heeft gister een fantastisch verhaal vertelt over zijn vakantie.

A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Vindt je zus dat een goede cd?

A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quizvraag

Hij betaalt zijn rekeningen altijd te laat.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Gister zwichte hij onder druk van de politie.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

Alleen de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd kan op -dt eindigen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Die mail over het feest heb ik al gedelet.

A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Onder het ingestortte gebouw lagen nog veel slachtoffers.

A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Meld je nu aan voor het nieuwe cursusjaar!

A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Hij wuifte zijn vakantievrienden na.

A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

De verdubbeling van de -d of -t kan alleen in de persoonsvorm verleden tijd.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Hij heeft zijn snoep bewaard op de plek waar hij ook altijd zijn onderbroeken bewaart.
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

De geüploadde bestanden heeft hij gesaved op zijn harde schijf.
A
Geuploadde = goed; gesaved = fout
B
Geuploadde = fout; gesaved = goed
C
Geuploadde = goed; gesaved = goed
D
Geuploadde = fout; gesaved = fout

Slide 22 - Quizvraag

Ik heb wat op het web gesurft en gecheckt of het verhaal dat Jos altijd verteld wel klopt.
A
gesurft = goed; gecheckt = goed; verteld = goed
B
gesurft = goed; gecheckt = fout; verteld = goed
C
gesurft = fout; gecheckt = fout; verteld = goed
D
gesurft = goed; gecheckt = goed; verteld = fout

Slide 23 - Quizvraag