SAMENVATTING HORMOONSTELSEL

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomie en fysiologieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

SAMENVATTINGENDOCRIENE STELSEL
HORMOONSTELSEL

Slide 2 - Tekstslide

DOEL VAN DE LES
  • Belangrijke punten van het hormoonstelsel bespreken.

  • Nagaan of de lesstof begrepen is.

Slide 3 - Tekstslide

INHOUD VAN DE LES
  • Vragen naar voorkennis.
  • Lesstof hormoonstelsel bestuderen.
  • Filmpje hypofyse bekijken.
  • Toets maken.

Slide 4 - Tekstslide

HORMOONSTELSEL

Slide 5 - Woordweb

Wat is een ander woord voor Pancreas?
A
Schildklier
B
Alvleesklier
C
Hersenaanhangsel
D
Eierstok

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn increten?

Slide 7 - Open vraag

WEEFSELHORMONEN
  • Histamine
  • Acetylcholine

Slide 8 - Tekstslide

Welk weefselhormoon veroorzaakt een egale roodheid?

Slide 9 - Open vraag

HORMOONKLIEREN
> Hypofyse = hersenaanhangsel
> Schildklier
> Alvleesklier = Pancreas
> Bijnieren
> Geslachtsklieren 

Slide 10 - Tekstslide

BOUW HYPOFYSE
> Voorkwab = adenohypofyse
> Achterkwab = neurohypofyse

Slide 11 - Tekstslide

VOORKWAB
Opgebouwd uit klierweefsel

Maakt:
> Hormonen met directe werking
> Hormonen met indirecte werking = glandotrope hormonen

Slide 12 - Tekstslide

HORMONEN MET DIRECTE WERKING
> Groeihormoon
> Pigmenthormoon

Slide 13 - Tekstslide

GLANDOTROPE HORMONEN
> Thyreotrope hormoon 
> Adrenocorticotrope hormoon = ACTH
> Gonadotrope hormonen

Slide 14 - Tekstslide

THYREOTROPE HORMOON
Zet de schildklier aan tot het maken van thyroxine = schildklierhormoon

Slide 15 - Tekstslide

ADRENOCORTICOTROPE HORMOON
Zet de bijnierschors aan tot het maken van corticoiden.

Slide 16 - Tekstslide

GONADOTROPE HORMONEN
> Follikelstimulerend hormoon = FSH
> Luteïniserend hormoon = LH

Zij zetten de geslachtsklieren onder andere aan tot het maken van geslachtshormonen.

Slide 17 - Tekstslide

ACHTERKWAB VAN DE HYPOFYSE
Maakt:

> Antidiuretisch hormoon 
> Oxytocine

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

SCHILDKLIER
Maakt thyroxine = schildklierhormoon

Heeft onder andere invloed op de stofwisseling

Slide 20 - Tekstslide

NODIG VOOR AANMAAK THYROXINE
> Vitamine A
> Jodium

Slide 21 - Tekstslide

ALVLEESKLIER = PANCREAS
Maakt:

> Insuline 
> Glucagon

Slide 22 - Tekstslide

WERKING INSULINE
Omzetting van glucose in glycogeen (voorraadstof).

Bloedsuikerspiegel wordt verlaagd.

Slide 23 - Tekstslide

WERKING VAN GLUCAGON
Omzetting van glycogeen in glucose.

De bloedsuikerspiegel wordt verhoogd.

Indien nodig kan adrenaline ondersteunen.

Slide 24 - Tekstslide

BOUW BIJNIEREN
> Merggedeelte
> Schorsgedeelte

Slide 25 - Tekstslide

MERGGEDEELTE
Maakt adrenaline.

Slide 26 - Tekstslide

SCHORSGEDEELTE
Maakt corticoiden:

> Geslachtscorticoïden (androgene en oestrogene).
> Glucocorticoïden (voorbeeld cortisol/hydrocortison).

Slide 27 - Tekstslide

GESLACHTSKLIEREN
> eierstokken = ovaria (oestrogeen en progesteron)

> zaadballen = testis (testosteron)

Slide 28 - Tekstslide

Wat produceert de schildklier?
A
Insuline
B
Thyreotrope hormoon
C
Thyroxine

Slide 29 - Quizvraag

Welk hormoon vermindert ontstekingsverschijnselen?
A
Cortisol
B
Insuline
C
Thyroxine

Slide 30 - Quizvraag

Welk hormoon zorgt ervoor dat het bloedsuikergehalte lager wordt?
A
Adrenaline
B
Glucagon
C
Insuline

Slide 31 - Quizvraag

Waar vindt de productie van progesteron plaats?
A
In de hypofyse.
B
In de ovaria.
C
In de uterus.

Slide 32 - Quizvraag

Welk hormoon behoort tot de gonadotrope hormonen?
A
Het adrenocorticotrope hormoon
B
Het follikelstimulerend hormoon
C
Het thyreotrope hormoon

Slide 33 - Quizvraag

Op welke klier(en) heeft het thyreotrope hormoon invloed?
A
Op de bijnieren
B
Op de eierstokken
C
Op de schildklier

Slide 34 - Quizvraag

Welke hormonen steunen elkaars werking?
A
Adrenaline en glucagon
B
Adrenaline en insuline
C
Thyroxine en insuline

Slide 35 - Quizvraag

Op welk orgaan heeft het adrenocorticotrope hormoon invloed?
A
Op de bijnieren
B
Op de eierstokken
C
Op de zaadballen

Slide 36 - Quizvraag

Waar worden de hormonen met een indirecte werking geproduceerd?
A
In de alvleesklier
B
In de bijnieren
C
In de hypofyse

Slide 37 - Quizvraag

Welke hormoonklier maakt insuline
A
De alvleesklier
B
De hypofyse
C
De schildklier

Slide 38 - Quizvraag