Aan het einde van de les... 1. weet je waardoor mensen verschillende behoeften hebben. 2. ken je het verschil tussen commerciële en sociale beinvloeding. 3. weet je waarom fabrikanten en winkeliers reclame maken.
4. kun je met een percentage een getal uitrekenen.
Slide 2 - Tekstslide
Budget
Hoeveel geld wil of kan je
besteden aan iets?
Hoe groter het budget, hoemeer je kan kopen.
Slide 3 - Tekstslide
Soorten beinvloeding
Sociale beinvloeding: door familie, vrienden, klasgenoten, collega's
Commerciële beinvloeding: door bedrijven met als doel meer verkoop/winst
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Huiswerk
H1.2 t/m 22 af!.
timer
6:00
Slide 6 - Tekstslide
Welkom kader 2
Vandaag gaan we: - Korte herhaling vorige les
- Huiswerk bespreken - Met procenten een getal berekenen - 1.2 afmaken
Slide 7 - Tekstslide
Weten we nog...
1. Wat een budget is?
2. Het verschil tussen commerciële en sociale beïnvloeding? 3. Waarom fabrikanten en winkeliers reclame maken?
Slide 8 - Tekstslide
Bespreken huiswerk
Vragen: 6, 7, 8, 11, 14, 15, 19, 20
Slide 9 - Tekstslide
Met procenten een getal berekenen
Te berekenen aantal of bedrag = percentage ÷ 100 × totaal
Voorbeeld : Een telefoonabonnement kost € 15 per maand. Je krijgt nu 30% korting. Bereken de korting.
De som is: 30% van € 15 = …
Berekening: 30% = 30 ÷ 100 = 0,30 (of 0,3)
0,30 × € 15 = € 4,50
Slide 10 - Tekstslide
Een playstation kost €550. Je hebt nog een kortingsbon van de mediamarkt van 15% korting.
Hoeveel korting krijg je op de playstation?
Slide 11 - Tekstslide
Volg de stappen.
Stap 1: maak van de vraag een som: 15% van €550 =
Stap 2: Maak van het percentage een decimaal getal. (Deel het door 100) 15% = 15/100= 0,15
Stap 3: Vermedigvuldig het decimale getal met het totaal. 0,15 x €550 = €82,50