leefomgeving van dieren

leefomgeving van dieren
Wat heeft een dier nodig om te leven?

Doel: Aan het eind van de les begrijpen jullie welke omgevingsfactoren (zoals water, gras, bomen, licht/donker) belangrijk zijn voor verschillende dieren en kunnen deze koppelen aan specifieke diersoorten.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

leefomgeving van dieren
Wat heeft een dier nodig om te leven?

Doel: Aan het eind van de les begrijpen jullie welke omgevingsfactoren (zoals water, gras, bomen, licht/donker) belangrijk zijn voor verschillende dieren en kunnen deze koppelen aan specifieke diersoorten.

Slide 1 - Tekstslide

"Wat denk je dat een dier nodig
heeft om te overleven?"

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Elke diersoort heeft een andere habitat (leefomgeving) nodig. 


“Een habitat is de natuurlijke leefomgeving van een dier. Dat is de plek waar het dier alles vindt wat het nodig heeft om te overleven: eten, drinken, schuilplaatsen en de juiste temperatuur of hoeveelheid licht.”

Slide 4 - Tekstslide

 “Niet elk dier kan overal leven.
 Een vis leeft bijvoorbeeld in het water, terwijl een giraffe gras en bomen nodig heeft om van te eten. Elk dier heeft dus zijn eigen ideale plek om te leven, en dat noemen we de habitat.”

Slide 5 - Tekstslide

• De vier belangrijkste omgevingsfactoren voor dieren

Slide 6 - Open vraag

🌊 1. Water
• “Sommige dieren hebben water nodig om in te leven, zoals vissen, kikkers en krokodillen. Andere dieren drinken vooral water, zoals een olifant. Water kan er ook voor zorgen dat de omgeving vochtig genoeg is, zoals bij regenwoud-dieren.”
• Voorbeeld: De kikker leeft in een vochtige omgeving met vijvers of poelen, want hij legt zijn eitjes in water.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

 🌾 2. Gras en vegetatie
• “Gras en planten zijn belangrijk als voedselbron, maar ook om in te schuilen. Grote grazers zoals zebra’s en koeien eten gras. Kleine dieren gebruiken gras en struiken om zich te verstoppen voor roofdieren.”
• Voorbeeld: Een konijn gebruikt hoge planten om zich te verstoppen én eet ervan.

Slide 9 - Tekstslide

🌳 3. Bomen
• “Bomen bieden beschutting, voedsel (zoals vruchten), en zijn belangrijk voor dieren die klimmen of vliegen. Denk aan vogels die nesten bouwen in bomen, of apen die van tak naar tak slingeren.”
• Voorbeeld: De uil slaapt overdag in een boomholte en jaagt 's nachts.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

🌙 4. Licht en donker
• “Sommige dieren zijn actief overdag (zoals mensen en giraffen), andere juist ’s nachts (zoals vleermuizen en uilen). Dat noemen we dagactief of nachtactief. De hoeveelheid licht of donker in een gebied bepaalt dus ook welke dieren daar kunnen leven.”
• Voorbeeld: Een mol leeft onder de grond, waar het donker is. Hij heeft geen licht nodig om te jagen of te leven.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

📝 Werkblad: “Waar hoor ik thuis?”
Opdracht 1: Verbind het dier met de juiste omgeving (streep de foute antwoorden door)
Dier Omgeving
Kikker 🌳 Bomen /💧 Water /🌾 Gras /🌞 Licht /🌙 Donker /❄️ Kou/ 🌍Ondergrond
Uil 🌳 Bomen /💧 Water /🌾 Gras /🌞 Licht /🌙 Donker /❄️ Kou/ 🌍Ondergrond
Giraffe 🌳 Bomen /💧 Water /🌾 Gras /🌞 Licht /🌙 Donker /❄️ Kou/ 🌍Ondergrond
IJsbeer 🌳 Bomen /💧 Water /🌾 Gras /🌞 Licht /🌙 Donker /❄️ Kou/ 🌍Ondergrond
Mol 🌳 Bomen /💧 Water /🌾 Gras /🌞 Licht /🌙 Donker /❄️ Kou/ 🌍Ondergrond
________________________________________

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2: Korte vragen (invulvragen)
1. Welk dier uit de lijst leeft vooral 's nachts? ________________________________________________________________
2. Waarom heeft een giraffe veel bomen nodig? ________________________________________________________________
3. Wat zou er gebeuren met een kikker als er geen water in zijn omgeving is? ________________________________________________________________
4. Welke omgeving hoort bij een mol? Licht of donker? Waarom? ________________________________________________________________

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 3: Dieren en hun specifieke omgevingsbehoeften

Bedenk drie andere dieren die in jouw omgeving kunnen leven (of die je interessant vindt) en beschrijf kort wat ze nodig hebben om te overleven.
1. Dier: ___________________________________________________________
Benodigde omgevingen: __________________________________________
2. Dier: ___________________________________________________________ 
Benodigde omgevingen: __________________________________________
3. Dier: ___________________________________________________________
Benodigde omgevingen: _________________________________________

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 4: Bedenk je eigen dier!

Teken of beschrijf een dier en beantwoord de vragen:
• Hoe heet jouw dier? __________________
• Wat eet het? __________________
• In welke omgeving leeft het? (kies uit: water / gras / bomen / licht / donker / kou)
• Waarom past jouw dier daar goed? __________________

Slide 17 - Tekstslide