Monarchie, Democratie, Oligarchie of Aristocratie? De farao wordt aanbeden als een god en heeft alle macht in handen
A
Monarchie
B
Democratie
C
Oligarchie
D
Aristocratie
Slide 3 - Quizvraag
Wat is GEEN taak van de koning?
A
Handtekening zetten onder wetten
B
De troonrede voorlezen
C
Beslissen welke wetten doorgaan
D
ministers benoemen
Slide 4 - Quizvraag
Wat zijn volksvertegenwoordigers?
A
Tweede Kamerleden
B
Lijsttrekkers
C
Eerste Kamerleden
D
Alle gekozen politici
Slide 5 - Quizvraag
Wie hebben binnen de bestuursvormen democratie en monarchie de macht?
A
democratie:edelen
monarchie: tiran
B
democratie: het volk
monarchie: koning
C
democratie: koning
monarchie: edelen
D
democratie: tiran
monarchie: het volk
Slide 6 - Quizvraag
De Tweede kamer?
A
50 leden
B
75 leden
C
100 leden
D
150 leden
Slide 7 - Quizvraag
Nederland is een democratie en een monarchie
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een democratie?
A
Een bestuursvorm waarin één persoon of een kleine groep mensen de macht hebben.
B
Een bestuursvorm waarbij er geen president is.
C
Een bestuursvorm waarbij alle burgers mogen meebeslissen en iedereen invloed kan hebben.
D
Een bestuursvorm waarin alleen de koning(in) de macht heeft.
Slide 9 - Quizvraag
welke bestuursvorm heeft Nederland?
A
presidentiële democratie
B
parlementaire democratie
C
formele democratie
D
directe democratie
Slide 10 - Quizvraag
Wat voor bestuursvorm heeft Nederland?
A
Monarchie
B
Democratie
C
Republiek
D
Theocratie
Slide 11 - Quizvraag
Bij welke bestuursvorm 'regeert het volk' mee?
Kenmerken van Griekse stadstaten.
A
Aristocratie
B
Tyrannie
C
Monarchie
D
Democratie
Slide 12 - Quizvraag
Een democratie is een bestuursvorm waarbij....
A
Alleen de koning invloed kan uitoefenen op politieke beslissingen
B
alle burgers invloed kunnen uitoefenen op politieke beslissingen
C
één persoon alle macht heeft
D
de regering invloed kan uitoefenen op politieke beslissingen
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een grondwet?
A
Een wet waarin staat op grond waarvan een rechter iemand kan veroordelen.
B
Een wet waar de grondrechten van de Nederlanders in staan.
C
Een wet waarin staat hoe de overheid met de grond moet omgaan.
Slide 14 - Quizvraag
Bij een directe democratie beslissen burgers over de wetgeving in het land.
Welk antwoord is juist? I Een referendum is een volksraadpleging waarbij alle mannen zich kunnen uitspreken over een wet. II Een referendum bij een directe democratie betekent dat de uitkomst opgevolgd moet worden.
A
I = Juist en II = Juist
B
. I = Onjuist en II = Onjuist
C
I = Juist en II = Onjuist
D
I = Onjuist en II = Juist
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een (indirecte) democratie?
A
Een bestuursvorm met een volksvertegenwoordiging
B
Een bestuursvorm waar 1 iemand de baas is
C
Een bestuursvorm waarin iedereen wat te zeggen heeft.
D
Een bestuursvorm die gebaseerd is op een grondwet.
Slide 16 - Quizvraag
Hoe is het mogelijk om zowel een monarchie als democratie te zijn?
A
Het volk kiest hun koning zelf
B
De koning heeft eigenlijk geen macht, het volk heeft de meeste de macht
C
De koning regeert samen met het volk
D
De koning regeert namens het volk
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een monarchie? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Een monarchie is een land zonder koning
B
Een monarchie is een land met een koning of keizer.
C
Een monarchie is een land met een grondwet.
D
Een monarchie is een land met een erfelijk troonopvolger.
Slide 18 - Quizvraag
Athene had een (...) democratie, Nederland heeft een (...) democratie
A
Indirecte, directe
B
Directe, indirecte
Slide 19 - Quizvraag
Past de constitutionele monarchie binnen de uitgangspunten van een democratie?
A
Ja, want het volk heeft gekozen voor de monarchie en het parlement kan het ook weer afschaffen.
B
Ja, want de politieke macht wordt ingeperkt door de grondwet.
C
Nee, want in een democratie zijn alle bestuurders gekozen.
D
Nee, want een koning heeft geen stemrecht.
Slide 20 - Quizvraag
Als er niet naar een NEE geluisterd wordt bij een referendum. Dan is een referendum nutteloos.
A
Ja, een referendum is nutteloos
B
Nee, een referendum is zinvol
Slide 21 - Quizvraag
Een taak van de koning is:
A
Wetten maken
B
Handtekening onder wet zetten
C
Ministers controleren
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de betekenis van het woord?
De beroepsoefenaar
A
het gevoel van tevredenheid
B
iemand die een bepaald beroep uitvoert
C
wat je leert op de werkvloer
D
iemand met wie je een bedrijf hebt
Slide 23 - Quizvraag
Welke uitspraak over Nederland is juist?
Uitspraak 1: Nederland is een democratie Uitspraak 2: Nederland is een monarchie