woe 19/do 20 juni

Welkom H2b! Repetitie lezen
Planning
REPETITIE LEZEN
Hoofdstuk 1 § 2 t/m § 5 

klaar?
Lezen uit je eigen boek

timer
50:00
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom H2b! Repetitie lezen
Planning
REPETITIE LEZEN
Hoofdstuk 1 § 2 t/m § 5 

klaar?
Lezen uit je eigen boek

timer
50:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom H2a! Repetitie lezen
Planning
REPETITIE LEZEN
Hoofdstuk 1 § 2 t/m § 5

klaar?
Lezen uit je eigen boek

timer
50:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

woe 19/do 20 juni
Tekst van de toets mee + tekstverbanden blad
Toets bekijken en maken voor 25 juni (repetitie) 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cursus Lezen H.1 
oefentoets lezen: 
herhalingsquiz tekstverbanden
voorbereiding op toets
§ 4 en § 5 
na di.18 juni: vervolg voorbereiden op leestoets van 25 juni

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom H2a! Start met lezen
Planning
Startopdracht:
quiz tekstverbanden
Herhaling § 4: quiz
pauze
Oefenentoets lezen 
Afsluiting
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom H2b! Start met lezen
Planning
Startopdracht:
quiz tekstverbanden
Herhaling § 4: quiz
pauze
Oefenentoets lezen
Afsluiting
timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht
Quizvragen over signaalwoorden en tekstverbanden: log in bij lessonup.com 
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gebruiken we ook alweer signaalwoorden?
A
Omdat een tekst structuur nodig heeft om begrijpelijk en leesbaar te zijn. De volgorde en de verbanden van alinea's zijn heel belangrijk.
B
Dan weet je dat er hoofdzaken genoemd worden.
C
Met signaalwoorden kun je de hoofdgedachte van een tekst achterhalen.
D
Als je de tekstverbanden herkent, begrijp je de tekst beter.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden?
als gevolg van, dankzij, doordat

A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
doel-middel verband

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ik wil liever niet meer een krantenwijk lopen, maar ik heb het geld nodig voor een nieuwe scooter.

A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
doel-middel verband

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Zou je tijdens het eten je telefoon weg kunnen leggen?', vroeg mijn moeder voor de zoveelste keer.
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
chronologisch verband

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hij is autoverkoper van beroep. Daarnaast zit hij bij de vrijwillige brandweer.
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
opsommend verband
D
chronologisch verband

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Voor roeien heb je sterke arm- en beenspieren nodig; daarom doe ik veel aan krachttraining.
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
opsommend verband
D
chronologisch verband

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wie veel vrije tijd heeft, heeft vaak veel geld nodig om die vrije tijd aardig te besteden; dus hebben veel scholieren een bijbaantje.
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
concluderend verband

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Mijn buurman volgt een cursus Engels, zodat hij de kans op een internationale carrière vergroot.
A
Doel - middel verband
B
Chronologisch verband
C
Vergelijkend verband
D
Samenvattend verband

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Al met al ben ik zwaar teleurgesteld.
A
Doel - middel verband
B
Chronologisch verband
C
Vergelijkend verband
D
Samenvattend verband

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Net als in Amerika gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodketens
A
Doel - middel verband
B
Chronologisch verband
C
Vergelijkend verband
D
Samenvattend verband

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.
A
Doel - middel verband
B
Chronologisch verband
C
Vergelijkend verband
D
Samenvattend verband

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverband: VERGELIJKING
A
net als
B
kortom
C
als
D
waarmee

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverband: SAMENVATTING
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverband: TOELICHTING
A
zoals
B
samenvattend
C
met andere woorden
D
tenzij

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverband: MIDDEL-DOEL
A
zoals
B
om
C
zo
D
omdat

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverband: OPSOMMING
A
bovendien
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverband: CONCLUSIE
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

herhaling

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iets wat je kunt controleren (het kan waar of onwaar zijn). 
Iets wat iemand vindt en waarmee je het eens of oneens kunt zijn.
De reden waarom iemand iets vindt.
Een argument is...
Een feit is...
Een mening is...

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit of mening?

Willem II is de beste club van Nederland.
A
Feit
B
Mening

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit of mening?

In Tilburg wonen meer mensen dan in Den Bosch.
A
Feit
B
Mening

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de volgende zinnen is géén feit?
A
Mijn vriendin is morgen jarig.
B
Spruitjes zijn best lekker.
C
De voetbaltraining duurt anderhalf uur.
D
Wolven worden niet als huisdieren gehouden.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de volgende zinnen is een feit?
A
Kinderarbeid zou verboden moeten worden.
B
Dat nieuwe nummer klinkt supergoed!
C
Wat een leuke jas heb je aan.
D
We hebben vandaag maar drie lesuren.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de volgende zinnen is géén mening?
A
Joost is dol op skiën.
B
Dierproeven zijn onnodig.
C
De nieuwe auto van oma is echt een bejaardenkarretje.
D
Sommige kleuren staan jou echt niet.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de volgende vragen bevat een mening?
A
Hoeveel kilometer moeten we nog rijden?
B
Ga je naar dat kinderachtige feest?
C
Heb je je huiswerk af?
D
Hou je van skeeleren?

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er moet naast NPO 1, 2 en 3 een speciale jongerenzender komen.
A
Feit
B
Mening

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schaatser Thomas Krol werd in maart 2022 in het Noorse Hamar wereldkampioen op de sprint.
A
Feit
B
Mening

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat ons land bij elk voetbalkampioenschap oranje kleurt van de plastic troep, vind ik afschuwelijk.
A
Feit
B
Mening

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De rotonde vlak bij onze school kan beter omgebouwd worden tot een kruispunt met stoplichten.
A
Feit
B
Mening

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veel kinderen vinden De brief voor de koning van Tonke Dragt het beste jeugdboek aller tijden.
A
Feit
B
Mening

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kikkervisjes groeien in ongeveer acht weken uit tot kikkers.
A
Feit
B
Mening

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin bevat géén argument?
A
Ik blijf vandaag lekker binnen, want het stormt.
B
Mijn zus is jarig en geeft vanmiddag een feest.
C
Rode auto's zijn stoer, want een Ferrari is ook rood.
D
Omdat hij bang is, durft hij niet in de python.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tussendoortje / pauze 
timer
5:00

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig oefenen 
Maak oefentoets lezen versie D
(kijk zelf na; 
zie de antwoorden op SOM
bij dinsdag 25 juni)           
timer
20:00

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting 
Huiswerk voor 25 juni: 
 REPETITIE LEZEN 
Hoofdstuk 1 § 2 t/m § 5 
Bereid thuis de tekst voor !  

Slide 44 - Tekstslide

a [achterlangs / achter langs]
b [driesterren restaurant / driesterrenrestaurant]
c [eronderdoor / eronder door]
d [hogesnelheidstrein / hoge snelheidstrein]
e [hogerehotelschool / hogere hotelschool]
f [kamerplanten potgrond / kamerplantenpotgrond]
g [koffiedrinken / koffie drinken]
h [zestienmiljoen / zestien miljoen]