H1 t/m H4 herhaling

De NV is een ondernemingsvorm
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De NV is een ondernemingsvorm

Slide 1 - Tekstslide

De financiering van de NV
Eigen vermogen
Door uitgifte van aandelen welke vrij verhandelbaar zijn. (verhandelbaar eigendomsbewijs)
Iedereen kan dus aandeelhouder (eigenaar) worden; in theorie kan het EV van een NV oneindig worden uitgebreid.


Vreemd vermogen
Door groot eigen vermogen relatief eenvoudig om vreemd vermogen aan te trekken.
- Uitgifte van obligaties (verhandelbaar schuldbewijs)
- Afsluiten van (bank) leningen

Slide 2 - Tekstslide

Eigen vermogen van de NV
Aandelenvermogen: 
Nominale waarde x aantal aandelen

- nominale waarde staat op het aandeel en verandert niet
winstuitkering (dividend) is vaak een percentage van de nominale waarde

- beurskoers (prijs van een aandeel) wordt bepaald door vraag en aanbod (wat weer afhankelijk is van hoofdzakelijk winstverwachting)


op 6 mei 1998 werd Ajax een NV en gaf 4,95 miljoen aandelen uit tegen een prijs van € 11,30.
Deze beursgang bracht Ajax dus € 55,94 miljoen op

Slide 3 - Tekstslide

stelsel van inkomstenbelasting Nederland:
box 1: werk en woning 
box 2: aanmerkelijk belang
box 3: sparen en beleggen (vermogen)

Slide 4 - Tekstslide

2.1 (aandelenvermogen) en 2.2 (aandelenemissie) in de taak / opdracht van deze week



2.3 De winstverdeling van de NV is het onderwerp van deze les
maatschappelijk aandelenvermogen
aandelen in portefeuille - 
geplaatst aandelenvermogen
onderdeel van het eigen vermogen
ALTIJD nominale waarde

Slide 5 - Tekstslide

2.3 De winstverdeling van de NV
85%
15%
100%

Slide 6 - Tekstslide

2.3 De winstverdeling van de NV
85%
15%
100%

Slide 7 - Tekstslide

Een NV heeft op het eind van het jaar een winst van € 100.000. 20% van de winst is bestemd voor de vennootschapsbelasting en de rest is voor de aandeelhouders in de vorm van dividend. De dividendbelasting is 15%.
Aan wie krijgt de NV een schuld als gevolg van deze winstverdeling?
(Denk ook even na tegen welk bedrag?)
A
belastingdienst
B
belastingdienst en aandeelhouders
C
aandeelhouders

Slide 8 - Quizvraag

Een NV heeft op het eind van het jaar een winst van € 100.000. 20% van de winst is bestemd voor de vennootschapsbelasting en de rest is voor de aandeelhouders in de vorm van dividend. De dividendbelasting is 15%.
De NV heeft een maatschappelijk aandelenvermogen van € 1.000.000. Alle aandelen hebben een nominale waarde van € 1.000 per stuk. Notering op de beurs is op dit moment € 1.165 per aandeel. De NV heeft 250 aandelen in portefeuille.
Bereken het dividendpercentage. Rond af op twee decimalen.

Slide 9 - Open vraag

uitlegfilmpjes hoofdstuk 2
2.2
2.3
2.7
2.5
2.6
2.4

Slide 10 - Tekstslide

2.6 De reserves
  • winstreserves
  • agioreserve
  • wettelijke reserves
     - reserve geactiveerde kosten

     - herwaarderingsreserve 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

hypothecaire lening
onderhandse lening
achtergestelde lening
voorzieningen lange termijn (par. 3.3)
langlopende leaseverplichtingen (par. 3.4)
obligatielening (par. 3.5)
rekening-courantkrediet
leverancierskrediet (crediteuren)
afnemerskrediet (afnemers betalen vooruit)
voorzieningen korte termijn (par. 3.3)
aflossing van langlopende schuld binnen 1 jaar
te betalen belastingen / sociale premies
koop op afbetaling
huurkoop
vormen van vreemd vermogen

Slide 14 - Tekstslide

3.2 leveranciers - en afnemerskrediet
leverancierskrediet
afnemerskrediet
ontvangen
Credit of Debet?
Credit of Debet?
verstrekt
Credit of Debet?
Credit of Debet?

Slide 15 - Tekstslide


leverancierskrediet
afnemerskrediet
ontvangen
(1)
(3)
verstrekt
(2)
(4)
A
(1) = debetzijde (2) = debetzijde (3) = creditzijde (4) = creditzijde
B
(1) = creditzijde (2) = creditzijde (3) = debetzijde (4) = debetzijde
C
(1) = creditzijde (2) = debetzijde (3) = creditzijde (4) = debetzijde
D
(1) = debetzijde (2) = creditzijde (3) = debetzijde (4) = creditzijde

Slide 16 - Quizvraag


leverancierskrediet
afnemerskrediet
ontvangen
(1)
(3)
verstrekt
(2)
(4)
A
(1) = crediteuren (2) = debiteuren
B
(1) = crediteuren (3) = debiteuren
C
(2) = crediteuren (3) = debiteuren
D
(1) = crediteuren (4) = debiteuren

Slide 17 - Quizvraag

een bedrijf heeft bij de betaling aan een leverancier de keuze tussen:
- een korting van 0,5% bij betaling binnen een week
- geen korting en betalen binnen 4 weken
Bereken de kosten van het leverancierskrediet
(in procenten op jaarbasis, rond af op twee decimalen zonder leesteken)

Slide 18 - Open vraag

een bedrijf heeft bij de betaling aan een leverancier de keuze tussen:
- een korting van 0,5% bij betaling binnen een week
- geen korting en betalen binnen 4 weken
Bereken de kosten van het leverancierskrediet
(in procenten op jaarbasis, rond af op twee decimalen zonder leesteken)
ANTW
3 weken krediet kost 0,5% (gemiste korting als je pas na 4 weken betaalt in plaats van na 1 week)
0,5% per 3 weken komt neer op 52 / 3 x 0,5%  = 8,67% op jaarbasis

Slide 19 - Tekstslide

3.3 Voorzieningen
- toekomstige uitgaven waarvan omvang en tijdstip onbekend zijn.
- GEEN schulden maar is bedoeld om toekomstige verliezen naar voren te halen waardoor huidige kosten toenemen.
(schuld: omvang en tijdstip zijn WEL bekend)
- soort potje wat gevormd wordt om toekomstige uitgaven op te vangen

Machine die eens in de 5 jaar moet worden onderhouden, wordt gedurende 5 jaar gebruikt maar zal pas na 5 jaar tot uitgave leiden. Eerlijker om deze uitgaven te spreiden als kosten over alle 5 jaar.

Slide 20 - Tekstslide

- hoofdstuk 4: de activa van de NV


Slide 21 - Tekstslide

4.1 De vaste activa (> 1 jaar)
- materiële vaste activa (tastbaar)
(gebouwen, machines, inventaris, etc.)

- immateriële vaste activa (niet tastbaar, kosten voor meerdere jaren)
(ontwikkelings-, emissie-, oprichtingskosten --> wettelijke reserve)
(goodwill, concessies, vergunningen --> geen wettelijke reserve)

-  financiële vaste activa
(leningen u/g, deelnemingen)
deze kosten zijn niet 'verkoopbaar'
deze kosten zijn WEL 'verkoopbaar'
deze kosten worden 'geactiveerd' en zo over meerdere jaren uitgesmeerd

Slide 22 - Tekstslide

1. Bereken het EV van
deze BV
A
1.800.000
B
2.280.000
C
6.550.000
D
150.000

Slide 23 - Quizvraag

4.2 vlottende activa (< jaar)
- liquide middelen en geld welke binnen 1 jaar 'vrij' komt
-liquide middelen: bank, kas, effecten, etc.
- < 1 jaar: voorraden, debiteuren, nog te ontvangen bedragen, vooruitbetaalde bedragen, onderhanden werk, etc.

Slide 24 - Tekstslide

vlottende activa
vaste activa
effectenbezit i.v.m. zeggenschap in andere onderneming
belegd geld in actieve aandelen
vergunningen
goodwill
concessies
ontwikkelingskosten
gereed product
onderhanden werk

Slide 25 - Sleepvraag

Immateriele  vaste activa:
Bezittingen die je niet kunt aanraken
Licenties
Goodwill
Research and development
Vergunning

Slide 26 - Tekstslide

Financiele vaste activa:
Deelneming
Deelneming:
  1. er wordt kapitaal verschaft aan een ander bedrijf
  2. duurzame band aangaan
  3. Gericht op eigen werkzaamheden

In tegenstelling tot 'aandelen kopen' is met overtollig geld wat te verdienen ------> effecten

Slide 27 - Tekstslide

Vaste activa (>1 jaar)

Slide 28 - Tekstslide

3 soorten vaste activa

Slide 29 - Tekstslide

Immateriële vaste activa
Activa die je niet kunt zien of aanraken maar wel een waarde hebben. 

  • R&D: kosten van onderzoek en ontwikkeling
  • concessie: recht om iets te exploiteren (gasveld, 4G-netwerk)
  • vergunning: recht plaatsing verkoopkraam
  • licentie: recht om een door een ander bedrijf ontwikkelde toepassing of product te gebruiken en exploiteren.
  • goodwill: overnameprijs van een onderneming - eigen vermogen van overgenomen onderneming (vergoeding voor de goede reputatie van de onderneming)

Slide 30 - Tekstslide

Materiële vaste activa
  • Gebouwen
  • Installaties
  • Machines
  • Auto's 
  • Inventaris
  • Grond

Slide 31 - Tekstslide

Financiële vaste activa 
  • Deelnemingen: bij kapitaalverschaffing (aandelen kopen in ander bedrijf) én duurzame band én gericht op eigen werkzaamheden
  • Vorderingen op groepsmaatschappijen 
  • Effecten (als belegging langer dan een jaar is)



Slide 32 - Tekstslide

Deelnemingen
5% of meer van de aandelen in bezit: meldingsplicht

> 50% bezit van de aandelen: meerderheidsbelang
< 50% bezit van de aandelen: minderheidsbelang

> 50% zeggenschap  of  meer dan de helft v.d. bestuurders of commissarisen benoemen = dochtermaatschappij

Slide 33 - Tekstslide