le passé composé avec avoir
1 / 36
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
passé composé
A
je connais
B
je ne connais pas
Slide 2 - Quizvraag
passé composé: tu ...
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
tu ................... (avoir)
Slide 8 - Open vraag
nous ................... (avoir)
Slide 9 - Open vraag
elles ................... (avoir)
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
vendre = j'ai .....................................
Slide 24 - Open vraag
nous ....................(perdre-passé composé)
Slide 25 - Open vraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
voir
A
voiru
B
voyé
C
vu
D
voze
Slide 28 - Quizvraag
mettre
A
mottig
B
mit
C
mettu
D
mis
Slide 29 - Quizvraag
J'ai ... (1 faute)
A
eu
B
fais
C
pris
D
dit
Slide 30 - Quizvraag
nous avons ........................... (être)
Slide 31 - Open vraag
Slide 32 - Tekstslide
le passé composé de trouver
( je il vous elles)(onder mekaar)
( je il vous elles)(onder mekaar)
Slide 33 - Open vraag
Slide 34 - Tekstslide
nous avons bu
A
wij drinken
B
wij gaan drinken
C
wij hebben net gedronken
D
wij hebben gedronken
Slide 35 - Quizvraag
Ik heb gehad
A
j'ai été
B
j'ai eu
C
j'ai fait
D
j'ai gehad
