Rv toets voorbereiding

Als je 1 hoofdstuk mag kiezen, welk hoofdstuk wil jij dat we zeker extra herhalen?
Chemisch rekenen
Koolstof chemie
Zouten
Oplossen en mengen
Periodiek systeem
Atoombouw en binding
Zuren en basen
Onderzoek
1 / 39
volgende
Slide 1: Poll
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Als je 1 hoofdstuk mag kiezen, welk hoofdstuk wil jij dat we zeker extra herhalen?
Chemisch rekenen
Koolstof chemie
Zouten
Oplossen en mengen
Periodiek systeem
Atoombouw en binding
Zuren en basen
Onderzoek

Slide 1 - Poll

Slide 2 - Tekstslide

Welke ondersteunende materialen heb jij nog nodig om je voor te kunnen bereiden op de RV toets?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Een base kan een H+ opnemen
Base deeltje: bv OH-, NH3, CO32-
NaOH (s) → Na+ (aq) + OH- (aq)

Een zuur kan een H+ afstaan
Zuur deeltje: H+
HCl (g)  → H+ (aq) + Cl- (aq)

De zuurtegraad van een oplossing

Slide 5 - Tekstslide

pH papier
pH meter
Chemicaliën

pH indicator

Slide 6 - Tekstslide


Wat is de pH van een oplossing 
met 5.2*10-3 mol/L opgelost Ba(OH)2 ?
A
pH = -log (5.2*10-3) = 2,28
B
pH = -log (2x5.2*10-3) = 1,98
C
pH =14 - 1,98 = 12,02
D
pH = 14 - 5,2 = 8,8

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de pH van een oplossing met 5.2*10-3 mol/L opgelost Ba(OH)2 ?

Slide 8 - Tekstslide

Zuren en basen in water

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De zuur-base reactie
  1. Schrijf op welke deeltjes aanwezig zijn.
  2. Wat is het zuur en wat is de base?
  3. Hoeveel H+ ionen kan het zuur per deeltje afstaan en hoeveel H+ ionen kan de base per deeltje opnemen?
  4. Stel de reactievergelijking op.

Slide 12 - Tekstslide

Zoutzuur + natronloog
  1. Zoutzuur = HCl, Natronloog = NaOH
  2. Deeltjes in oplossing: H+, Cl-, Na+, OH-, H2O
  3. Zuur: H+, Base: OH-
  4. Reactievergelijking: H+ + OH- →  H2O
                          

Slide 13 - Tekstslide

Geef de reactievergelijking waarbij ammoniak reageert met salpeterzuur.

Slide 14 - Open vraag

Geef de reactievergelijking waarbij een overmaat zoutzuur reageert met een natriumcarbonaat oplossing

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

uitleg
                       -- dus --> [OH-] = 10 -2,60 = 0,00251 mol/L

volume (voor verdunnen) = 100 mL
volume (na verdunnen) = 100 mL + 900 mL = 1000 mL
-- dus --> de oplossing wordt 1000 / 100 = 10x verdund

[OH-] = 0,00251 mol/L /10 = 0,000251 mol/L 
-- dus --> pOH = -log (0,000251) = 3,60 -- dus --> pH = 14,00 - 3,60 = 10.40

Slide 18 - Tekstslide

Een oplossing met pH = 2,0 wordt 10x verdund. Wat wordt de nieuwe pH?
A
pH = 0,20
B
pH = 1,0
C
pH = 3,0

Slide 19 - Quizvraag

Er zijn twee oplossing, beide met
A
pH van oplossing 1 = pH van oplossing 2
B
pH van oplossing 1 > pH van oplossing 2
C
pH van oplossing 1 < pH van oplossing 2

Slide 20 - Quizvraag

Stel je neemt 50 mL van een zure oplossing
met pH 4.
Hierbij doe je 50 mL demiwater.
Wat gebeurt er met de pH?
A
De pH daalt maar wordt niet lager dan 0
B
De pH stijgt maar wordt niet hoger dan 7
C
De pH daalt maar je kan niets zeggen over de nieuwe pH
D
De pH stijgt maar je kan niets zeggen over de nieuwe pH

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Tabel 45A: oplosbaarheid
Tabel 66A: Triviale namen
Tabel 66B: namen van ionen
Handige tabellen bij zouten

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Hydraten
CaSO. 2H2O molecuul
2 moleculen water voor elke CaSO
Let op de lading en daarmee de oriëntatie van het water molecuul
CuSO4 · 5 H2O              ⇄          CuSO4 + 5 H2O
In vochtige omgeving                   In droge omgeving
Blauw                                          Wit

CuSO4 · 5 H2O → 5H2O (l) + Cu2+(aq) + SO42-(aq) 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

2 verschillende polen: δ- en δ+ (samen neutraal)

Een dipoolmolecuul: een molecuul dat aan de ene kant een ẟ⁺ lading heeft en aan de andere kant een ẟ⁻ lading 

Polaire binding: atoombinding waarbij het ene atoom harder aan de gemeenschappelijke elektronenpaar trekt dan het andere

Ruimtelijke structuur bepaald of een molecuul een dipool is (Heffen de polaire bindingen elkaar op (liggen ze bv in elkaars verlengde)? Dan geen dipool molecuul


Slide 28 - Tekstslide

Een waterstofbrug (H-brug)

het H atoom van een −OH of −NH groep gebonden aan het O of N atoom van de −OH of −NH groep van een naburig molecuul.

Een waterstofbrug (H-brug)

Slide 29 - Tekstslide

Ethanol en water


Het zuurstofatoom (𝜹-) trekt harder aan het gezamenlijke elektronenpaar dat het waterstofatoom (𝜹+)

Deze ladingen trekken elkaar aan en vormen een sterke binding: H-brug

Een waterstofbrug (H-brug)

het H atoom van een −OH of −NH groep gebonden aan het O of N atoom van de −OH of −NH groep van een naburig molecuul.

Een waterstofbrug in oplossing

Slide 30 - Tekstslide

Hydrofiel, hydrofoob en emulgator
De rol van een emulgator
- Het hydrofobe (lipofiele) deel lost op in olie
- Het hydrofiele deel lost op in water
 -Er ontstaan bolletje (mycellen): olie aan de binnenkant omringt door de emulgator

Slide 31 - Tekstslide

We hebben 50 ml van een 0,2M keukenzoutoplossing.

Hoeveel ml water moet ik toevoegen om er een 0,01M oplossing van te maken?

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Waarom lost NaOH goed op in water?

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide

Methaan
Water
Silaan
Kookpunt: 100oC
 kookpunt:
-161oC
Sterkste VDW bindingen
Zwakste VDW bindingen
H-brug vorming
mol.massa:   32u
mol.massa:   18u
mol.massa:   16u
Kookpunt: -112oC

Slide 36 - Sleepvraag

  • Silaan heeft de sterkste vanderwaalsbindingen (grootste mol.massa). Wel een hoger kookpunt dan methaan maar lager dan water. Dit is niet te verklaren met vanderwaalsbindingen
  • De H-bruggen in water zorgt voor een hoger kookpunt dan Silaan
  • H-bruggen zijn sterker dan vanderwaalsbindingen.

H-bruggen en VDW bindingen

Slide 37 - Tekstslide

Tabel 45A: oplosbaarheid
Tabel 55:   dipool moment (ongelijk aan = dipoolmolecuul)
Tabel 49:   zuren en basen
Tabel 66A: triviale namen
Tabel 66B: formules en namen (o.a. ionen)
Handige tabellen bij zuren en basen

Slide 38 - Tekstslide

Verschil in kookpunt
Verschil in aanhechtingsvermogen
Verschil in deeltjesgrootte
Verschil in dichtheid
Verschil in kookpunt
Verschil in oplosbaarheid
Destilleren

Indampen
Bezinken
Extraheren
Adsorberen
Filtreren

Slide 39 - Sleepvraag