In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
WELKOM
Welkom bij
Biologie
Mevr. el Hamiti
1D
Donderdag 24 oktober 2024
Slide 1 - Tekstslide
Lesprogramma
Les
Opdrachten maken
Huiswerk volgende les noteren in agenda
Afsluiten
Wat gaan we deze les doen?
Slide 2 - Tekstslide
Thema 2. Onderzoek: Moord op het Darwin college
2.1 Inleiding & 2.2. Het slachtoffer
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen 2.2
Je kunt onderscheid maken tussen levend, dood en levenloos.
Je kunt de zeven levensverschijnselen noemen en omschrijven.
Je kunt beschrijven wat een organisme is.
Slide 4 - Tekstslide
Organisme = levend wezen
Levend
Dood
Levenloos
Slide 5 - Tekstslide
Levend, dood en levenloos
* Levend = iets dat levensverschijnselen heeft.
* Dood = iets dat geen levensverschijnselen heeft.
* Levenloos = iets dat nooit geleefd heeft.
Slide 6 - Tekstslide
Dood
Een organisme dat ooit heeft geleefd maar nu geen levensverschijnselen meer heeft.
Slide 7 - Tekstslide
levenloos
Iets wat nooit heeft geleefd
Slide 8 - Tekstslide
levend
Een organisme dat leeft
Slide 9 - Tekstslide
LEVEND
DOOD
LEVENLOOS
Slide 10 - Sleepvraag
7 levenskenmerken
Slide 11 - Woordweb
Slide 12 - Tekstslide
Waarnemen
Organismen merken wat er in hun omgeving gebeurt doordat ze hun omgeving waarnemen.
Jij kunt bijvoorbeeld zien, ruiken en horen. Ook kun je voelen of iets pijn doet.
Slide 13 - Tekstslide
Bewegen
Organismen reageren op hun omgeving door te bewegen. Je kijkt bijvoorbeeld om als iemand op je schouder tikt.
Slide 14 - Tekstslide
Groeien en ontwikkelen
Tijdens de groei worden organismen groter en zwaarder. Tijdens de ontwikkeling verandert de vorm of bouw van het organisme. Kijk maar naar jezelf. Jongens krijgen in de puberteit borsthaar. Meisjes krijgen borsten.
Slide 15 - Tekstslide
Voortplanten
Door voortplanting zorgen organismen voor nieuwe organismen. Je bent zelf een nakomeling van je vader en je moeder.
Slide 16 - Tekstslide
Voeden
Bij voeden nemen organismen stoffen op die ze gebruiken voor de groei of ontwikkeling. Veel organismen hebben hier een bek of een snavel voor. Planten hebben wortels om zich te voeden.
Slide 17 - Tekstslide
Ademhalen
Bij ademhaling nemen organismen gassen op uit hun omgeving en geven ze ook gassen terug. Mensen halen boven water adem. Vissen halen onder water adem.
Slide 18 - Tekstslide
Uitscheiden
Bij uitscheiding werken organismen overbodige of gevaarlijke stoffen hun lichaam uit. Dit doe je bijvoorbeeld als je naar de wc gaat om te plassen of als je zweet bij het sporten.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Levend of niet?
Speelgoedauto
A
levend
B
dood
C
levenloos
Slide 21 - Quizvraag
Levend of niet?
Een boom
A
Levend
B
levenloos
Slide 22 - Quizvraag
Levend of niet?
Fiets
A
levend
B
dood
C
levenloos
Slide 23 - Quizvraag
A
levend
B
dood
C
levenloos
Slide 24 - Quizvraag
A
DOOD
B
LEVEND
C
LEVENLOOS
Slide 25 - Quizvraag
A
DOOD
B
LEVEND
C
LEVENLOOS
Slide 26 - Quizvraag
dood, levend of levenloos
A
levenloos
B
dood
C
levend
Slide 27 - Quizvraag
dood, levend of levenloos?
A
levenloos
B
dood
C
levend
Slide 28 - Quizvraag
dood, levend of levenloos?
A
blad=levend
druppel=dood
B
blad=levenloos
druppen=levenloos
C
blad=levend
druppel=levenloos
D
blad=levend
druppel=levend
Slide 29 - Quizvraag
A
DOOD
B
LEVEND
C
LEVENLOOS
Slide 30 - Quizvraag
Nu maken:
Opdrachten (werkboek) 2.1 kennis en toepassing en inzicht
Slide 31 - Tekstslide
Leerdoelen 2.2
Je kunt onderscheid maken tussen levend, dood en levenloos.
Je kunt de zeven levensverschijnselen noemen en omschrijven.