In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Guten Tag
Wie geht es euch?
Slide 1 - Tekstslide
jas uit
muts/pet/capuchon af
oortjes uit
boek/schrift/pen/ laptop op tafel
Slide 2 - Tekstslide
Was machen wir heute?
Grammatik: die Modalverben
herhalen, leren en oefenen
Slide 3 - Tekstslide
Lernziel:
Ik ken / ik kan ....
..... de betekenissen van alle modale werkwoorden
..... de modale werkwoorden op de juiste manier vervoegen;
..... de Modalverben in een zin gebruiken.
Slide 4 - Tekstslide
Aber zuerst.....ein Filmchen!
Slide 5 - Tekstslide
www.zdf.de
Slide 6 - Link
Wat zijn Modalverben?
Dit zijn hulpwerkwoorden die in een zin een extra lading/betekenis aan een ander werkwoord geven.
Ik kan goed schaatsen, ik moet werken, mag ik iets vragen?
In het Duits zijn dit de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen.
Slide 7 - Tekstslide
Beispiele
Du musst jetzt Hausaufgaben machen.
Du kannst jetzt Hausaufgaben machen.
Du willst jetzt Hausaufgaben machen.
Du sollst jetzt Hausafgaben machen.
Du darfst jetzt Hausaufgaben machen.
Du magst jetzt Hausaufgaben machen.
Slide 8 - Tekstslide
wissen
weten
dürfen
mogen, toestemming
können
kunnen
mögen
lusten, houden van
müssen
moeten, noodzakelijk
sollen
moeten, bevel
wollen
willen
Slide 9 - Tekstslide
Konjugation von Modalverben im Präsens
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
ich
muss
kann
will
soll
darf
mag
du
musst
kannst
willst
sollst
darfst
magst
er/sie/es
muss
kann
will
soll
darf
mag
wir
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
ihr
müsst
könnt
wollt
sollt
dürft
mögt
sie
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
Sie
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
Slide 10 - Tekstslide
Er zijn 2 kenmerken!
1: de klank (klinker) verandert in het enkelvoud (= ich, du en er/sie/es) (behalve bij sollen!)
2: de ich- en de er/sie/es- vorm zijn gelijk en krijgen GEEN uitgang!
Slide 11 - Tekstslide
An die Arbeit!
An die Arbeit:
Was? Oefenstencil maken
Wie? Selbstständig
Hilfe? Die Grammatik auf Seiten 176 und 177
Zeit so lange ihr braucht
Fertig? StudyGo: de woordenlijst Hfst 8, 9 en 10 of
de modale werkwoorden
Slide 12 - Tekstslide
Huiswerk
HAUSAUFGABEN:
lernen:
Woorden Hfst 8, 9 en 10 via Study Go
De modale werkwoorden via Study Go
Slide 13 - Tekstslide
Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!
Slide 14 - Tekstslide
Guten Tag
Wie geht es euch?
Slide 15 - Tekstslide
jas uit
muts/pet/capuchon af
oortjes uit
boek/schrift/pen/ laptop op tafel
Slide 16 - Tekstslide
Was machen wir heute?
Wörterbuchübung
Slide 17 - Tekstslide
Aber zuerst.....ein Filmchen!
Slide 18 - Tekstslide
www.zdf.de
Slide 19 - Link
Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?
Opzoeken
in het woordenboek
Slide 20 - Tekstslide
Das Wörterbuch: werkwoorden
Het woordenboek laat nooit vervoegingen van werkwoorden zien!
Hoe vind je dan de juiste vertaling en vorm van een werkwoord?
Je zoekt het hele werkwoord op in het woordenboek en past dan de werkwoordregels toe. (esttenten-regel en voltooid deelwoordregels)
Voorbeeld 'hij loopt': In het woordenboek vind je het hele werkwoord 'lopen' (= 'laufen').
Slide 21 - Tekstslide
Das Wörterbuch: zelfstandige naamwoorden
In het woordenboek staan géén meervoudsvormen. Je zoekt dus altijd naar een woord in het enkelvoud!
de meervoudsvorm staat tussen haakjes achter het enkelvoud:
bv:
Mann zn m (-es / Männer)
Frau zn v (- / -en)
Slide 22 - Tekstslide
Das Wörterbuch: zelfstandige naamwoorden
Het woordenboek kan op verschillende manieren laten zien of een woord een der, die, of das-woord is.
Achter het woord staat m, v, of o (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig).
bv. Mann zn m
Kind zn o
Slide 23 - Tekstslide
Das Wörterbuch: meervoud
Achter in het woordenboek vind je alle grammatica!
Hoe je het meervoud van een woord maakt, vind je daar ook.
Maar bij een woord staat ook hoe je het meervoud vormt:
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Das Wörterbuch: samengestelde woorden
De meesten samengestelde woorden staan niet in het woordenboek.
Hoe vind je dan de juiste vertaling van een woord?
Het is belangrijk dat je de woorden waaruit het woord is opgebouwd uit elkaar kunt halen. Je zoekt dan de betekenissen van de losse woorden op en je vindt de betekenis van het samengestelde woord
Huisdeur -> huis (Haus) + deur (Tür) = huisdeur of voordeur (Haustür)
Slide 26 - Tekstslide
Das Wörterbuch: meerdere betekenissen
Sommige woorden hebben meerdere betekenissen:
gebruik niet de eerste betekenis die in het woordenboek staat, maar kijk of het past in de zin/context!
Slide 27 - Tekstslide
Zusammengefasst...
In het woordenboek vind je:
alleen hele werkwoorden, geen vormen van een werkwoord
alleen enkelvoud van zelfstandig naamwoorden, geen meervoud
alleen losse woorden, (bijna) geen samengestelde woorden
Slide 28 - Tekstslide
An die Arbeit!
An die Arbeit:
Was? Woordenboek opdracht maken
Wie? Selbstständig
Hilfe? ein Wörterbuch
Zeit so lange ihr braucht
Fertig? StudyGo: de woordenlijst Hfst 8, 9 en 10 of
de modale werkwoorden
Slide 29 - Tekstslide
Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
na mijn startsignaal: inpakken
zitten blijven tot de bel gaat- stil
dan: klaar :)
Slide 30 - Tekstslide
Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!
Slide 31 - Tekstslide
Mehr Moor!
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
00:22
Was bedeutet Moor?
A
Bos
B
Moeras
C
Drijfzand
D
Modder
Slide 34 - Quizvraag
00:45
Hoe klinkt het als je op het moeras loopt?
A
Alsof je erin wegzakt
B
Alsof er iemand smakt
C
Alsof er lucht onder zit
D
Alsof je schoenen vastzuigen
Slide 35 - Quizvraag
00:58
Wat betekend het beroep Moorschützer
A
Boswachter
B
Bosjager
C
Moerasbewaker
D
Moerasjager
Slide 36 - Quizvraag
01:22
Is het moeras een gevaarlijke plek
A
Ja, want je kunt er in verdrinken
B
Nee, want je kunt er niet in verdrinken
Slide 37 - Quizvraag
01:40
Waarom stinkt het moeras zo?
Slide 38 - Open vraag
02:19
Was vroeger een groot deel van de aarde met ijs bedekt?
A
Ja
B
Nein
Slide 39 - Quizvraag
03:01
Hoe ontstaat een Nedermoor?
A
Door de vele regen
B
Doordat water verdwijnt en planten zich uitbreiden
C
Door dat er veel bomen groeien
D
Doordat al het water wegloopt
Slide 40 - Quizvraag
03:41
Spreken we hier over een Hochmoor?
A
Ja
B
Nein
Slide 41 - Quizvraag
04:16
Als je gaat graven zie je dan Torft?
A
Nein
B
Ja
Slide 42 - Quizvraag
04:31
Was bedeutet Torf
A
Veen
B
Klei
C
Turf
D
Mos
Slide 43 - Quizvraag
04:49
Hoe oud is de onderste turflaag
A
10.000 Jahre
B
200 Jahre
C
2000 Jahre
D
150.000 Jahre
Slide 44 - Quizvraag
05:14
Wat neemt turf/veen op uit de lucht?
Slide 45 - Open vraag
05:35
Is turf/veen belangrijk voor de klimaatbescherming
A
Ja
B
Nein
Slide 46 - Quizvraag
06:00
Waarvoor gebruikten mensen vroeger turf/veen?
Slide 47 - Open vraag
06:58
Is turfvrije potgrond beter of slechter dan potgrond met turf erin?
A
Besser
B
Schlechter
Slide 48 - Quizvraag
07:51
Wat zeggen de kinderen, is het bos beter of het moeras?