Week 31 (week 20-2024) klas 2 Modalverben Wiederholung + woordenboekopdracht

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Tekstslide


  • jas uit
  • muts/pet/capuchon af
  • oortjes uit
  • boek/schrift/pen/ laptop op tafel 

Slide 2 - Tekstslide

Was machen wir heute?


Grammatik: die Modalverben

herhalen, leren en oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Lernziel:
Ik ken / ik kan ....

  • ..... de betekenissen van alle modale werkwoorden 
  • ..... de modale werkwoorden op de juiste manier vervoegen; 
  • ..... de Modalverben in een zin gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide



Aber zuerst.....ein Filmchen!



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn hulpwerkwoorden die in een zin een extra lading/betekenis aan een ander werkwoord geven.
Ik kan goed schaatsen, ik moet werken, mag ik iets vragen?
In het Duits zijn dit de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 7 - Tekstslide

Beispiele
Du musst jetzt Hausaufgaben machen.
Du kannst jetzt Hausaufgaben machen.
Du willst jetzt Hausaufgaben machen.
Du sollst jetzt Hausafgaben machen.
Du darfst jetzt Hausaufgaben machen.
Du magst jetzt Hausaufgaben machen.

Slide 8 - Tekstslide

wissen
weten
dürfen
mogen, toestemming
können
kunnen
mögen
lusten, houden van
müssen
moeten, noodzakelijk 
sollen
moeten, bevel
wollen
willen

Slide 9 - Tekstslide

Konjugation von Modalverben im Präsens
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
ich
muss
kann
will
soll
darf
mag
du
musst
kannst
willst
sollst
darfst
magst
er/sie/es
muss
kann
will
soll
darf
mag
wir
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
ihr
müsst
könnt
wollt
sollt
dürft
mögt
sie
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
Sie
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen

Slide 10 - Tekstslide

Er zijn 2 kenmerken!
1: de klank (klinker) verandert in het enkelvoud (= ich, du en er/sie/es) (behalve bij sollen!)

2: de ich- en de er/sie/es- vorm zijn gelijk en krijgen GEEN uitgang!

Slide 11 - Tekstslide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?   Oefenstencil maken
Wie?    Selbstständig
Hilfe?   Die Grammatik auf Seiten 176 und 177
Zeit       so lange ihr braucht
Fertig? StudyGo: de woordenlijst Hfst 8, 9 en 10 of 
               de modale werkwoorden
               




 


Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
HAUSAUFGABEN:


lernen:
                     Woorden Hfst 8, 9 en 10 via Study Go
                   De modale werkwoorden via Study Go
           





Slide 13 - Tekstslide

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 14 - Tekstslide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 15 - Tekstslide


  • jas uit
  • muts/pet/capuchon af
  • oortjes uit
  • boek/schrift/pen/ laptop op tafel 

Slide 16 - Tekstslide

Was machen wir heute?





Wörterbuchübung

Slide 17 - Tekstslide



Aber zuerst.....ein Filmchen!



Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?


Opzoeken 
in het woordenboek

Slide 20 - Tekstslide

Das Wörterbuch: werkwoorden
Het woordenboek laat nooit vervoegingen van werkwoorden zien!
 
Hoe vind je dan de juiste vertaling en vorm van een werkwoord?
  • Je zoekt het hele werkwoord op in het woordenboek en past dan de werkwoordregels toe. (esttenten-regel en voltooid deelwoordregels)
  • Voorbeeld 'hij loopt': In het woordenboek vind je het hele werkwoord 'lopen' (= 'laufen'). 

Slide 21 - Tekstslide

Das Wörterbuch: zelfstandige naamwoorden
In het woordenboek staan géén meervoudsvormen. Je zoekt dus altijd naar een woord in het enkelvoud! 

de meervoudsvorm staat tussen haakjes achter het enkelvoud:
bv: 
Mann zn m (-es / Männer)
Frau zn v (- / -en



Slide 22 - Tekstslide

Das Wörterbuch: zelfstandige naamwoorden
Het woordenboek kan op verschillende manieren laten zien of een woord een der, die, of das-woord is.

Achter het woord staat m, v, of o  (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig).

bv. Mann zn m
      Kind zn o




Slide 23 - Tekstslide

Das Wörterbuch: meervoud
Achter in het woordenboek vind je alle grammatica!

Hoe je het meervoud van een woord maakt, vind je daar ook. 
Maar bij een woord staat ook hoe je het meervoud vormt:






Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Das Wörterbuch: samengestelde woorden
De meesten samengestelde woorden staan niet in het woordenboek.
 
Hoe vind je dan de juiste vertaling van een woord?
  • Het is belangrijk dat je de woorden waaruit het woord is opgebouwd uit elkaar kunt halen. Je zoekt dan de betekenissen van de losse woorden op en je vindt de betekenis van het samengestelde woord
  • Huisdeur -> huis (Haus) + deur (Tür) = huisdeur of voordeur (Haustür)

Slide 26 - Tekstslide

Das Wörterbuch: meerdere betekenissen 

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen: 

gebruik niet de eerste betekenis die in het woordenboek staat, maar kijk of het past in de zin/context!

Slide 27 - Tekstslide

Zusammengefasst...
In het woordenboek vind je:
  1. alleen hele werkwoorden, geen vormen van een werkwoord
  2. alleen enkelvoud van zelfstandig naamwoorden, geen meervoud
  3. alleen losse woorden, (bijna) geen samengestelde woorden

Slide 28 - Tekstslide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?   Woordenboek opdracht maken
Wie?    Selbstständig
Hilfe?   ein Wörterbuch
Zeit       so lange ihr braucht
Fertig? StudyGo: de woordenlijst Hfst 8, 9 en 10 of 
               de modale werkwoorden
               




 


Slide 29 - Tekstslide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 30 - Tekstslide

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 31 - Tekstslide

Mehr Moor!

Slide 32 - Tekstslide

16

Slide 33 - Video

00:22
Was bedeutet Moor?
A
Bos
B
Moeras
C
Drijfzand
D
Modder

Slide 34 - Quizvraag

00:45
Hoe klinkt het als je op het moeras loopt?
A
Alsof je erin wegzakt
B
Alsof er iemand smakt
C
Alsof er lucht onder zit
D
Alsof je schoenen vastzuigen

Slide 35 - Quizvraag

00:58
Wat betekend het beroep Moorschützer
A
Boswachter
B
Bosjager
C
Moerasbewaker
D
Moerasjager

Slide 36 - Quizvraag

01:22
Is het moeras een gevaarlijke plek
A
Ja, want je kunt er in verdrinken
B
Nee, want je kunt er niet in verdrinken

Slide 37 - Quizvraag

01:40
Waarom stinkt het moeras zo?

Slide 38 - Open vraag

02:19
Was vroeger een groot deel van de aarde met ijs bedekt?
A
Ja
B
Nein

Slide 39 - Quizvraag

03:01
Hoe ontstaat een Nedermoor?
A
Door de vele regen
B
Doordat water verdwijnt en planten zich uitbreiden
C
Door dat er veel bomen groeien
D
Doordat al het water wegloopt

Slide 40 - Quizvraag

03:41
Spreken we hier over een Hochmoor?
A
Ja
B
Nein

Slide 41 - Quizvraag

04:16
Als je gaat graven zie je dan Torft?
A
Nein
B
Ja

Slide 42 - Quizvraag

04:31
Was bedeutet Torf
A
Veen
B
Klei
C
Turf
D
Mos

Slide 43 - Quizvraag

04:49
Hoe oud is de onderste turflaag
A
10.000 Jahre
B
200 Jahre
C
2000 Jahre
D
150.000 Jahre

Slide 44 - Quizvraag

05:14
Wat neemt turf/veen op uit de lucht?

Slide 45 - Open vraag

05:35
Is turf/veen belangrijk voor de klimaatbescherming
A
Ja
B
Nein

Slide 46 - Quizvraag

06:00
Waarvoor gebruikten mensen vroeger turf/veen?

Slide 47 - Open vraag

06:58
Is turfvrije potgrond beter of slechter dan potgrond met turf erin?
A
Besser
B
Schlechter

Slide 48 - Quizvraag

07:51
Wat zeggen de kinderen, is het bos beter of het moeras?
A
Het moeras
B
Het bos

Slide 49 - Quizvraag

Was habt ihr heute gelernt?

Slide 50 - Woordweb

Tschüss!
Schöne Ferien!

Slide 51 - Tekstslide