Le verbe 'savoir'

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

B O N J O U R

LE VERBE SAVOIR

Aan het einde van de les...

... weet ik wat het werkwoord savoir betekent.

... kan ik dit werkwoord al een beetje vervoegen.

... ken ik de regels voor de drie verschillende tijden.

Après les phrases...
Quelle est la traduction du verbe 'savoir'?

1. weten
2. hebben
3. kunnen
4. zien

Passé Composé:
hulp ww avoir + vtdw

Imparfait:
nous-vorm -ONS + uitgangen

Tu ... quelle est la capitale de la France?

1. sait
2. sais
3. savons
4. savent

Nous ne ... pas que tu as un frère.

1. savez
2. savent
3. sait
4. savons

Elles ... que leur mère aime des bonbons.

1. sait
2. sais
3. savons
4. savent

Je/J' ... que Bart avait une nouvelle voiture.

1. ai savoiré
2. ai su
3. as su
4. ai sue

Elles ... que j'aimais cette robe.

1. savaient
2. savait
3. savais
4. savions

Il (savoir - imparfait) tous les mots du test!

Nous (savoir - passé composé) sa couleur préférée.

On (savoir - imparfait) que c'était un joueur de basket connu.

Comment est-ce que vous (savoir - passé composé) ça?

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'savoir' in de goede volgorde.

savoir

il, elle, on sait

nous savons

tu sais

vous savez

ils savent

je sais

Tu sais conjuger le verbe 'savoir'?

Schrijf de zinnen over en zet de vertaling erbij. 

-Je sais que ton nom est Jules.

-Il savait que j'ai 32 ans.

-Nous avons su le titre de ce film.

-Elles savent bien jouer au foot!

-Vous n'avez pas su qu'il est prof de français?

Corriger

- Ik weet dat je naam Jules is.

- Hij wist dat ik 32 jaar ben.

- Wij hebben de titel van de film geweten. (we wisten)

- Zij kunnen goed voetballen.

- Hebben jullie niet geweten dat hij docent Frans is? (jullie wisten)

Au travail!

Learnbeat 2.3 A + B

Daarna: 2.9 H grammaire | oefenen op 3 manieren (kaartjes, meerkeuze en open vragen, Frans > Nederlands)

Aan het einde van de les...

... weet ik wat het werkwoord savoir betekent.

... kan ik dit werkwoord al een beetje vervoegen.

... ken ik de regels voor de drie verschillende tijden.

Noteer alle 6 vormen van
savoir in de tegenwoordige tijd.

Noteer de regel voor
het maken van de imparfait.

Traduisez la phrase:
Papa sait jouer au foot (voetballen)!

Op een schaal van 0-10:
hoe goed beheers je dit werkwoord? Noteer alleen een cijfer.