In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Communisme
Kapitalisme
Bezit
Lonen
Doel
Land
Verenigde Staten
Iedereen verdient evenveel
Goed bestaan voor iedereen
Ondernemer verdient meer dan arbeider
Sovjet Unie
Fabrieken zijn eigendom van de staat
Fabrieken zijn eigendom van ondernemers
Zo veel mogelijk winst maken
Slide 1 - Sleepvraag
De Koude Oorlog begint:
A
na de nederlaag van Duitsland
B
de dood van Roosevelt (april 1945)
C
de nederlaag van Japan
D
na WOII in 1945
Slide 2 - Quizvraag
Wat heet de grens tussen het oosten en het westen?
A
IJzeren muur
B
Rode lijn
C
IJzeren Gordijn
D
Communistische muur
Slide 3 - Quizvraag
Welke historische gebeurtenis herken je in de bron?
Gebruik de bron
A
Verdeling van Duitsland
B
Einde van de Tweede Wereldoorlog
C
Operatie Barbarossa
D
De luchtbrug tijdens de blokkade van Berlijn
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de Marshallhulp?
A
Hulp aan arme kinderen in Afrika
B
Hulp van de VS aan Europa na de 2e wereldoorlog.
C
Hulp voor militairen
D
Hulp voor de SU tijdens de Koude Oorlog.
Slide 5 - Quizvraag
Wat was de belangrijkste reden voor de Marshallhulp?
Slide 6 - Open vraag
Gedurende de Blokkade van Berlijn moest de VS wel ingrijpen. Leg uit waarom dit zo is. Gebruik in je antwoord het begrip Trumanleer.
Slide 7 - Open vraag
De Grote Drie van Jalta waren: Stalin, Attlee en Truman
A
Dit klopt
B
Dit klopt niet
Slide 8 - Quizvraag
Welke gebeurtenis zie je in de bron?
Gebruik de bron
A
De bouw van de Berlijnse Muur
B
De Amerikaanse luchtbrug tijdens de blokkade van Berlijn
C
De tweefrontenoorlog tijdens de Eerste Wereldoorlog
D
De Amerikaanse invasie van Berlijn aan het eind van de Tweede Wereldoorlog
Slide 9 - Quizvraag
Welke bewering over de Blokkade van Berlijn is juist?
A
Als gevolg van de blokkade zocht Stalin toenadering tot het Westen.
B
De aanleiding was een bezoek van president Kennedy aan Berlijn.
C
De oorzaak was de dreiging van de NAVO met een wapenwedloop
tegen de Sovjet-Unie.
D
Door de luchtbrug ontstond in West-Berlijn geen hongersnood.
Slide 10 - Quizvraag
Naar aanleiding van welke gebeurtenis werd het Warschaupact in 1955 opgericht?
A
de aanleg van het IJzeren Gordijn dwars door Europa
B
de bouw van een muur tussen Oost- en West-Berlijn
C
de stichting van de DDR door de communisten
D
de toetreding van de BRD tot de NAVO
Slide 11 - Quizvraag
Wie is deze leider?
A
Churchill
B
Stalin
C
Roosevelt
D
Mussert
Slide 12 - Quizvraag
Vrije markteconomie past bij
A
communisme
B
kapitalisme
Slide 13 - Quizvraag
NAVO past bij
A
communisme
B
Kapitalisme
Slide 14 - Quizvraag
Wie is deze leider?
A
Churchill
B
Stalin
C
Roosevelt
D
Soekarno
Slide 15 - Quizvraag
West-Europa ging militair samenwerken. Hoe noemen we dit samenwerkingsverband?
A
Verenigde Naties
B
NAVO
C
Unicef
Slide 16 - Quizvraag
Door wie werd de Muur gebouwd?
A
De DDR /SU
B
BRD
C
VS
D
Bestuur Berlijn
Slide 17 - Quizvraag
Op de afbeelding zie je:
A
Berlijnse muur
B
Bombardement Berlijn
C
Luchtbrug
D
Marshallhulp
Slide 18 - Quizvraag
Wat heeft niets met de Koude Oorlog te maken?
A
Aanpassingspolitiek
B
Containmentpolitiek
C
Truman-doctrine
D
De Dominotheorie
Slide 19 - Quizvraag
Wat betekent de Koude Oorlog?
A
Een oorlog gevoerd in een koude periode
B
Een oorlog waarin veel actie ondernomen wordt
C
Een oorlog waarin weinig actie ondernomen wordt
Slide 20 - Quizvraag
Na de Tweede Wereldoorlog was er al snel een nieuwe vijand voor de VS. Wat was de nieuwe vijand van de VS?
A
het kapitalisme
B
het liberalisme
C
het socialisme
D
het communisme
Slide 21 - Quizvraag
Kapitalisme
A
Westen
B
Oosten
Slide 22 - Quizvraag
Het opstellen van vijfjarenplannen hoort bij...
A
nieuwe economische politiek
B
de planeconomie
C
collectivisatie
D
zuiveringen
Slide 23 - Quizvraag
Welke uitspraak over de CUBACRISIS is juist? De Cubacrisis is:
A
de aanleiding voor de revolutie op Cuba.
B
de oorzaak van het invoeren van hervormingen in
Cuba.
C
de reden voor militaire steun van de VS aan Cuba.
D
het gevolg van het plaatsen van raketinstallaties op Cuba.
Slide 24 - Quizvraag
Vraag en aanbod bepalen hoeveel auto's er gemaakt worden.
A
Planeconomie
B
vrijemarkteconomie
C
vrije economie
D
slimme economie
Slide 25 - Quizvraag
Welke bewering over de politiek van Gorbatsjov is juist? Gorbatsjov wilde:
A
afschaffing van het communisme.
B
hervorming van het communisme.
C
uitbreiding van de macht van de Sovjet-Unie.
D
versterking van de staatsbedrijven.
Slide 26 - Quizvraag
GLASNOST was openheid over het bestuur van het land. Mensen kregen ook meer vrijheid om hun mening te uiten. Welke politicus voerde deze hervormingen in?
A
Chroesjtsjov
B
Gorbatsjov
C
Brezjnev
D
Stalin
Slide 27 - Quizvraag
Hoe werden de ECONOMISCHE HERVORMINGEN in de SU in de tweede helft van de jaren '80 genoemd?
A
Glasnost
B
Nieuwe Economische Politiek
C
Perestrojka
D
Collectivisatie
Slide 28 - Quizvraag
Welke leiders waren aan de macht ten tijde van de val van de Berlijnse Muur?
A
Chroetsjov en Kennedy
B
Stalin en Roosevelt
C
Reagan en Chroetsjov
D
Bush en Gorbatsjov
Slide 29 - Quizvraag
Welke gebeurtenis wordt meestal gezien als het einde van de Koude Oorlog?
A
De val van de Berlijnse Muur (november 1989)
B
De eenwording van Duitsland (oktober 1990)
C
Het einde van de Sovjet-Unie (december 1991)
D
De aanval op de Verenigde Staten (september 2001)
Slide 30 - Quizvraag
Welke staten zijn na het einde van de Koude Oorlog uiteengevallen?
A
de Sovjet-Unie en Duitsland
B
Joegoslavië en de Sovjet-Unie
C
Frankrijk en Hongarije
D
Hongarije en Italië
Slide 31 - Quizvraag
In 1991 viel de Sovjet-Unie uit elkaar. Dit had grote gevolgen voor veel landen in Oost-Europa. Welk gevolg geldt voor veel landen van Oost-Europa?